Dan kwam de ijzeren brug, daaronder golfde het gele water. Daarachter stond de aangevreten zandrots met Villa Franca erbovenop. Dan waren we al in Schäßburg. We gingen altijd meteen naar het chique Café Martini aan het Marktplein. Tussen de gasten vielen wij een beetje op, omdat we te nonchalant gekleed waren – mijn moeder in een broekrok en ik in een korte broek met grijze kniekousen, die niet zo snel vuil werden. Alleen Lodo droeg haar zondagse kleren uit het dorp, de witte boerenblouse en de zwarte hoofddoek met de rozenzoom en groenzijden franje. Roodgeschakeerde rozen, die zo groot als appels waren, groter dan echte rozen.
Herta Müller, Ademschommel, 121