dinsdag 18 januari 2011

mijn woordenboek 296

AMECHTIG
Ik weet dat het woord, lexicaal gesproken, ‘buiten adem’ betekent, maar ik gebruik het eigenlijk – en dus verkeerdelijk – alleen maar als het gaat over: iets toch doen maar niet met volle goesting zodat de mislukking er al van meet af aan zit ingebakken; iets met een ontoereikende dosis of helemaal geen enthousiasme uitvoeren; sukkelachtig, zuchtend en puffend handelen.

Ik weet dus niet of dit kan en mag van de taalpolitie. Toch zal ik het woord zo blijven gebruiken omdat het vooral in dergelijke contexten zo’n mooi en handzaam woord is. Amechtig. De adem zit erin die je tekort hebt, het amen ook van amen en uit, en het echte wat het dan niet is – het is amecht, onecht.