Ik weet niet hoe precies de relatie was tussen Sofia Coppola en haar vader, Francis Ford, en eerlijk gezegd, op zich interesseert dit gegeven me bitter weinig. Ook niet ná het bekijken van de film Somewhere waarin we zien hoe een verwende en verwaten filmster zijn elfjarige dochtertje blootstelt aan zijn lethargische capsones – een film die toch minstens een beetje autobiografisch moet zijn maar waarin regisseuse Coppola Sofia uit het oog schijnt te verliezen dat zo’n vader-dochterrelatietje misschien net iets te weinig is om een hele ‘langspeelfilm’ aan op te hangen. Bij momenten lijkt het wel een uitgesponnen reclamespot voor Ferrari (keurig vermeld in de credits) want dat zie je wel ten overvloede: hoe die kerel, Johnny Marco genaamd, met zijn bolide behoorlijk doelloos over de Amerikaanse wegen – maximumsnelheid fifty miles – tuft. Veel cilinderinhoud maar weinig output. En de enige evolutie is dat hij in het oeverloze beginshot cirkeltjes draait en uiteindelijk uitstapt en naast zijn voiture blijft stáán, terwijl hij op het eind een eind rechtdoor rijdt, uitstapt en dan in dezelfde richting verder gaat – den einder tegemoet.
Tussen die twee uiteinden krijgen we een ééndimensionale zedenschets. Johnny, omringd door schone deernen, mengt zich op party’s schier ongeïnteresseerd tussen onbekenden die hem aanklampen ten einde hun eigen carrières een schijn van animo in te blazen; Johnny keurt het scenario van de volgende film geen blik waardig; Johnny draaft op in een berlusconiaanse Italiaanse televisieshow met uitbundig gedecolleteerde decorstukken (die nog blijken te bewegen ook); Johnny verveelt zich wanneer twee synchroonpaaldanseressen – een leuk gecaste tweeling overigens – hem geheel en al privé, op zijn hotelkamer, proberen te vermaken. Een met palen voor paaldanseressen toegeruste hotelkamer, hoor ik u nu denken? Neen hoor, beide escortdames hebben hun gerief mee: wanneer Johnny hen met een verveelde vingerknip het gat van de timmerman wijst, plooien zij hun palen tentstokgewijs op, bergen deze op in een tas en vergeten ook de draagbare cd-speler niet waarmee ze hun dansdeuntje hebben afgespeeld. Zonder tastbaar resultaat bij Johnny.
Eéndimensionaal, ja, dat is Somewhere wel. Een schets, meer niet: enkele lijnen op een blad. Nu ja, dat is tweedimensionaal maar u begrijpt vast wel wat ik zeggen wil. Geen evolutie, geen katharsis, geen nevenverhalen, geen nuance, geen psychologische verwikkelingen, geen andere uitgewerkte karakters en de uitgewerkte karakters zelf nauwelijks uitgewerkt, geen poëzie, geen motieven of metaforen, geen bijzondere fotografie, geen spitse of spetterende dialogen, geen interfilmische verwijzingen of ze zouden mij moeten zijn ontgaan – en dat laatste had toch wel gemogen in een film over het filmmilieu.
Somewhere heeft iets cinefiels maar je weet niet of dat écht zo is en wat je dan zou hebben gemist, of dat het misschien een persiflage was van het cinefiele. Maar misschien heb je je vergist en is Somewhere gewoon een pretentieuze miskleun.
Wat ik ervan wil onthouden zijn die enkele beelden waarin Sofia C. een paradijselijke jeugdherinnering samenvat: een namiddag aan een of ander hotelzwembad samen met haar lethargische vader. Eerst samen stoeien onder water en dan een longdrink op de ligzetel. Zálig. En het doet mij denken: elke kindertijd, hoe beroerd ook, zal wel van die paradijselijke momenten hebben. Maar hoeveel zijn het er? In hoeveel herinneringsbeelden kunnen wij onze kindertijd samenvatten? Hoeveel handen met vingers aan hebben wij daarvoor nodig?