De jacht op het verloren schaap. Een jeugdboek? Neen, maar de gelijkenis op basis van de titelverwantschap met bijvoorbeeld het Jommeke-album Jacht op een voetbal of met het jongensverhaal van de aangebrande jongensverhalen- en pornoschrijver Willy van der Heide Een klopjacht op een kapitein, het nummer 14 uit de legendarische Bob Evers-reeks, is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Haruki Murakami, die ik niet kende maar die mij is aangeraden door Inge van Hyperfictie, sleept ons mee naar Noord-Japan in een behoorlijk geschift avontuur waarbij schapen een bizarre rol spelen in een extreem-rechts machtscomplot. Of zoiets – eigenlijk interesseert het verhaal me niet. Wat telt, wat voor mij telt, is dat Murakami met taal een heel eigen universum opzet, waarin een heel aantrekkelijke logica en melancholie de dienst uitmaken, en waarin je als vanzelf sympathie opvat voor de personages. Die zijn duidelijk met heel veel liefde en zachtheid neergezet. Dát is uiteindelijk nog altijd wat literatuur hoort te doen: een eigen wereld creëren waarin het goed is om een tiental uur te toeven. Murakami doet dat met zijn toon, zijn intrigerende plot, en zijn taal natuurlijk. En zijn ongeremd vermogen om ons andere standpunten te doen innemen. De diepere betekenislagen, de interne consistentie, de auteursintentie en dat soort dingen laat ik met graagte over aan het ontginnend vermogen der filologen, die mijnwerkers van het boek.
‘In een telefoonpaal zaten drie plompe ronde duiven redeloos te koeren. Of misschien hadden ze reden genoeg om te koeren, weet je veel? Zere likdoorns of zo. Wat heet redeloos? Vanuit die duiven gezien, was ik dat misschien wel.’ (p. 152-153)