vrijdag 7 januari 2005

Mijn woordenboek (50)

AANVAL
Wie zijn stukken op het bord richting koning van de tegenstander schuift, stelt zich in de achterhoede onvermijdelijk kwetsbaar op. Terwijl loper en paarden hun werk doen in het midden, wachten de pionnen op b2 en g2 angstig op wat misschien komen gaat; voor een geruststellende rokade is er geen tijd. In de smidse van de tactiek wordt de sterkte van de speerpunt bekomen door het rugpantser te verdunnen. Aanvallen is altijd een opbod. Blufpoker. Tenzij de krachtverhoudingen zodanig verschillen… – maar dan is eerder van afmaken sprake dan van aanvallen. De aanvaller verbergt altijd een zwakte, wendt onbetwiste kracht voor. De aangevallene moet slim wezen en zijn verdediging op dit inzicht baseren. De aanval die de beste verdediging is van de aangevallene mikt op des aanvallers zwakke plek. Hierop kan dan weer de aanvaller vooraf al hebben geanticipeerd door zijn slachtoffer de tijd niet te gunnen om de ware sterkte van de aanvaller in te schatten of door zijn slachtoffer te verblinden en zo zijn eigen verzwakte plek aan het oog te onttrekken. De aanvaller is al met al nooit veel sterker – anders zou zijn aanval de moeite niet lonen – en krijgt daarom, als hij wint, altijd méér dan hem op basis van zijn vaak in grote mate vermeende sterktesurplus toekomt.