Die hele Ruiz Zafón is natuurlijk een opgeblazen hype, een omhooggevallen jeugdboek, een goedverpakte klodder lucht die literair niet veel voorstelt en ik beklaag me de onzalige dag dat ik me door de barnum die errond wordt verkocht heb laten verleiden om het boek op het programma van de leesclub te plaatsen. Maar het kan toch niet helemáál slecht zijn – zijn er ondertussen niet al twee of drie miljoen exemplaren van verkocht? Dus moet het toch wel érgens over gaan en bij machte zijn de mensen aan te spreken? (Of zegt succes intussen niets meer over de kwaliteit van een boek en moet je er van uitgaan dat een boek dat máánden in de toptien blijft hangen niet goed kán zijn?)
De schaduw van de wind heeft ontegensprekelijk kwaliteiten: het is bij momenten aardig geschreven, er staat hier en daar een citabele zin in, Zafón weet een sfeertje te scheppen. Het verhaal is vakkundig geconstrueerd, het sleept je op de een of andere manier mee. Maar het doet nergens pijn, het heeft geen weerhaken, en het blijft dus ook niet hangen.
Ik heb, omwille van het contrast, in de leesclub ‘De bibliotheek van Babel’ voorgelezen, het verhaal van Jorge Luis Borges waarop Zafón zich inspireerde voor zijn ‘Kerkhof der vergeten boeken’. Dat gegeven – waarmee De schaduw van de wind begint – is een flauw afkooksel van Borges’ geniale visioen omdat het er alleen maar de sfeer van probeert weer te geven, maar voor het overige niets meeneemt van de filosofische implicaties die Borges suggereert en die tot de kern doordringen van wat het betekent mens te zijn en dus veroordeeld te zijn om met betekenis en zingeving om te gaan.
De goede lezers in de club zullen het wel begrepen hebben. Het is misschien niet eerlijk omdat het hier twee totaal verschillende genres betreft, maar ik vind dat die genres zichzelf dan maar duidelijker moeten afficheren. De schaduw van de wind is een thrillerachtig, mystificerend avonturenboek, niet de grote Barcelonese roman waarvoor het zichzelf uitgeeft.