vrijdag 12 mei 2006
43 * 28,86 * 247
Op een staketsel in de vaart: het slanke silhouet, tegen het licht in, van een blauwe reiger; de uitstekende kuif disharmonieert met een losse veer op zijn rug. Wat verder een koppel kuifeenden en opnieuw de tafeleend, op dezelfde plek als de vorige keer. Uiteraard, eigenlijk, want waarom zou dat beest verhuizen. Aan de radiomasten draai ik linksaf richting Bekegem. Op de twee bruggen over de beide snelwegen, die naar Oostende en Calais (de eerste hellingen van dit jaar!), weet ik mijn snelheid te behouden. Maar bij het binnenrijden van het op een molshoop gelegen Aartrijke, na bijna dertig kilometer, gaat dat al veel minder goed. Tussen Bekegem en Aartrijke, overigens, rijd ik een voor mij uit fietsende oudere man voorbij – damesfiets, klak, duivenmanden op het bagagerek achteraan – en op mijn vraag, of hij een prijs heeft gewonnen, antwoordt hij goedlachs dat hij dat maar morgen zal weten. Ik keer terug langs Zedelgem (tijdens de afdaling weg van Aartrijke herinner ik mij, zoals iedere keer als ik hier voorbijkom, het gesprek dat ik er ooit met een wielertoerist op jaren had, die mij drie kilometer lang onderhield over zijn privéleven, dat zijn vrouw onlangs gestorven was en dat hij dat wel erg vond maar dat hij anderzijds nu wel ongehinderd met zijn voeten op tafel languit in de zetel kon zitten etcetera), door het tunneltje onder de snelweg (Oostende-Brussel) en het Tillegembos, waarin voor me uit een meisje rijdt met een strak t-shirt en een onwaarschijnlijk slanke taille. Langs het Olympiastadion, de Platse, de gevangenis en de Buffelbrug terug naar Brugge.