Op zoek naar een goede plek om in Cahors ons avondmaal te nuttigen (brood, worst, kaas, wijn), lopen we onder de saters door die met hun ‘lelijke’ koppen de dakgoot van de kathedraal stutten.
Op een dam in de Lot staat een man wijdbeens te vissen. Aan de overkant valt de avondzon op de heuvels. Bij de kademuur staat een bank, we nemen plaats en beginnen aan onze maaltijd. Een man komt met twee plastic manden vol lege flessen op de glasbak afgestapt. Hij wenst ons smakelijk eten. We brengen een toast uit en grappen over de flessen: ‘Toch niet alles van vandaag alleen?’ Hij reageert gevat: ‘Ja, en daar ben ik vroeg voor moeten opstaan.’ Wat later zitten we op een caféterras aan een plein met platanen en geparkeerde auto’s. Een man rookt een zelfgedraaide sigaret. Er zit, ruik ik, nog wat anders in dan alleen maar tabak. Wij zijn vriendelijk met hem, hij maakt aanstalten om de sigaret door te geven – wat nu ook weer niet onze bedoeling was. Plots komt de uitbaatster van het café aanstuiven. Ze stuurt de man weg. Hij gehoorzaamt. Hij stapt naar de overkant van de straat, staat daar nog een paar minuten te roken en verdwijnt dan. Wij zien het aan en nippen aan ons glas.