vrijdag 15 januari 2021

afscheid van mijn digitaal bestaan 191

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

1 september 2008

 

AFPINGELEN

Ik heb nooit goed begrepen dat er op rommelmarkten kan worden afgepingeld. Of afgedongen. Genegotieerd.

Een vaste prijs voor een goed is een goede prijs, zo lijkt mij – waartoe dient een prijs anders als hij niet vastligt? Dat hebben wij in onze officiële economie toch bekwaam geregeld, nietwaar? Bovendien lijkt de mogelijkheid om af te pingelen een oogluikende erkenning in te houden van het feit dat die hele handel uiteindelijk op niet veel meer dan bedrog is gebaseerd? Want wat doet iemand die iets verkoopt wat hij een tijdje geleden zelf heeft aangekocht voor een, uiteraard, lagere prijs? Hij maakt winst. Maar wat heeft hij daar uiteindelijk voor gedaan? De winstmarge, daar kun je van op aan, zal altijd hoger, of véél hoger, liggen dan de stockerings- en transportkosten. Een groot deel van de winstmarge wordt door de handelaar naar eigen goeddunken vastgelegd. Zijn inspanningen worden, in verhouding, duurder betaald dan bijvoorbeeld die van de lui die het product hebben vervaardigd. Gelukkig speelt hier de concurrentie een belangrijke corrigerende rol. Concurrentie moet de hebzucht van de handelaar indijken. De handelaar dijkt zijn hebzucht niet in vanuit zijn morele voortreffelijkheid maar gewoon omdat hij, indien hij zijn goeddunken niet onder controle houdt, zichzelf de markt uit prijst. Leve de concurrentie! Ik ben liberaal!

Het is in de te zeer naar eigen believen gestuurde invulling van die marge van de winstmarge dat er ruimte is voor pingelen.

Zo bekeken zijn die officieuze economieën eerlijker dan de officiële, waarin het hoegenaamd not done is af te pingelen. In een officieuze pingeleconomie zegt de handelaar welbeschouwd: ik leg mijn prijs te hoog, ik wéét dat en ik wéét dat u dat weet; ik bied u derhalve de gelegenheid om tot een rechtvaardigere prijs te komen. De relatie tussen de handelaar en de klant, die hier wél nog enigszins aanspraak kan maken op de titel van koning (en niet, zoals bij in een officiële economie, onder het mom van koningschap de zotskap wordt opgezet), wordt gekenmerkt door een stilzwijgende aanvaarding van het bedrog dat aan de basis ligt van elke transactie en is dáárom eerlijk. Wij zijn, in onze officiële economie (en in de officieuze die de officiële economie en haar geplogenheden mimiseert en dus probeert het pingelen in te dijken), veel meer overgeleverd aan allerlei vormen van willekeur.

En daarom bent u, zijn wij, dom als wij op zo’n officieuze markt niet pingelen omdat wij denken dat wij daarmee die arme drommels schade toebrengen. Maar wij trappen in hun pantomime van officieel te zijn waar ze eigenlijk maar officieus zijn. Wij zien over het hoofd dat hun bedrog niet fatsoenlijk geregeld is (zoals in onze officiële economie) en er dus om vráágt om, door onze inbreng in een negotiatie, te worden gecorrigeerd.