wolkenfragmenten
uit Paul de Wispelaere, Onder voorbehoud
2195
Hij wil niets weten,
niets doen en niets zijn, maar alleen, verzonken in roerloosheid, ‘worden als
zo’n waterplas, die golft maar en weerspiegelt de wolken, aldoor anders
en blijft toch gelijk. Heeft nergens last van’. (De
Wispelaere citeert Nescio, 73)
2196
En dan is er een
fantastisch gouden wolk boven ’t graan, hij stijgt uit ’t graan op, hij
schittert en breidt zich uit naar boven en naar rechts. Het oordeel. Ik stap
af, ik wacht de Heer. De wolk wandelt, hij wandelt naar rechts en komt
ook dichter bij. (De Wispelaere citeert Nescio, 83)
2197
Het beeld van het zomers
landschap, de in de zon flonkerende stroom, de lichte wolken, konden
niet de kilte uit het hart van de jongen verdrijven, het beklemmende voorgevoel
van rampen en zorg. (De Wispelaere citeert Hella Haasse, 135)