woensdag 11 januari 2017

de winter van 2017 – 13



Hoog aan de hemel bestaat geen behoefte aan het esthetische. Hier op aarde zoeken de mensen het mooie omdat het ze vaag herinnert aan het goede. Een andere reden voor het esthetische is er niet. Het is het memento van iets wat weg is.

John Berger, Ten huwelijk, 107

Wat een wonderlijke roman, Ten huwelijk van John Berger. Al ben ik nog maar even voorbij halfweg, ik weet nu al dat het een van mijn gekoesterde en hopelijk nog vaak te herlezen boeken zal worden. Berger leidt ons binnen in de hoofden van zijn personages: een vader en een moeder die uit elkaar zijn gegaan en in verschillende werelden wonen (Frankrijk en Tsjechië), en hun zieke dochter Ninon, die gaat trouwen met een Italiaanse marktkramer. Vader en moeder begeven zich op weg naar dat huwelijk, dat aan de monding van de Po zal plaatsvinden. Dat is het eenvoudige gegeven, maar daar gaat het niet om. Wat zo mooi is aan dit boek, is het ritme, de dosering, de wisseling van perspectieven, de rustige wijsheid waarvan de verteller getuigt. Een verteller die, vermomd als blinde, gelukskaartjes verkopende ikpersoon, hier en daar, zonder werkelijk aanwezig te zijn, in de handeling opduikt en zijn stem laat horen in een koor van stemmen, dat uiteindelijk op een feest meerstemmig zingt over het ‘en toch’ van een op voorhand gedoemde liefde. (Ik heb het boek intussen uit.) De ten dode opgeschreven bruid trekt haar schoenen uit en danst tot haar voeten helemaal zwart zijn, maar haar ziel gewassen, ze danst tot het ochtendgloren. Het orkest is geen nostalgisch trekzakensemble, maar een heuse rockband die, met gitaargeweld, drumstel en geluidsversterking, het lawaai van de wereld wégspeelt.