Hij ziet hoe het toeslaande bederf van oktober de bladeren met felle kleuren tooit: de lederboom wordt citroengeel, de kornoelje wijnrood, de rotmispel vermiljoen.
Terug aan de achterdeur, zitten zijn vijftien katten op hem
te wachten. De drie lievelingen, een grijze, zwarte en rode kater, slippen mee
naar binnen, krijgen de beste brokken terwijl de anderen ongeduldig en nijdig
te keer gaan.
Paul de Wispelaere, Tussen tuin en wereld, 63