Behalve door de vertrouwde mezen en roodborsten, merels,
koperwieken en zanglijsters, wordt de tuin door ongewone dwaalgasten bezocht.
De bonte Vlaamse gaaien laten zich hier anders niet zien, maar vooral:
vanochtend zat een koppel roodkeellijsters (Franse lijsters, noemde mijn vader
ze, en sinds een eeuwigheid had ik er geen meer gezien) op de laagste takken
van de pereboom boven het voederplekje tegen de haag. Wat later zaten ze op de
grond verwoed in de rotte appels te pikken, en verjoegen opfladderend de
merels. En dan verscheen er ook een kramsvogel, zeldzaam met zijn lichtgrijze
kop en roestgele, zwart gestreepte borst.
Paul de Wispelaere, Tussen
tuin en wereld, 210