25 december 2016
Gisteren
maakte ik het kerstmaal klaar. We zouden uiteindelijk eten: kabeljauwfilet,
gekookte aardappel, een groentensamenstelling met in balsamiek gestoofde rode
paprika en champignons, wortel, sjalot en look. Dat alles, de groenten bedoel
ik, op smaak gebracht met cayennepeper en pilipili (de enige kruiden hier
voorradig). Maar vooraleer we ons aan deze maaltijd overgaven, daalden we dus
eerst nog eens af naar Honfleur. Om de kerstsfeer op te snuiven, want daarvan
dringt niet veel door tot dit honderd meter hogerop gelegen huisje. We waren er
rond half acht. De straten waren grotendeels verlaten, we zagen een man met een
schotel van bij de traiteur op huis af stappen, en een gezin op weg naar de
nachtmis. Daar gingen we ook naartoe, doorheen de smakeloos met
kerstverlichting opgetutte winkelstraat. Bij de zeer oude, volledig uit hout en
leem opgetrokken, uitermate brandbare Sainte-Catherinekerk, iets ten westen van
het beroemde bassin, werden we op de aanwezigheid van bomgordels en
kalasjnikovs gecontroleerd. Niet alleen wij maar – dat was voor ons erg
geruststellend – iedereen die naar binnen wou. Ook het onschuldigste kind.
Dát is deze
tijd: het is ver gekomen dat mensen die vredig naar de nachtmis trekken op
mogelijke terroristische bedoelingen worden gefouilleerd.
Binnen was de
kerk volledig volgelopen – ik schat dat er zeker duizend aanwezigen waren. De
sfeer was ingetogen, gezellig en, mede door de rode kleur die door de in de nok
opgehangen gasbranders werd verspreid, warm. De priester sprak de menigte toe.
Hij had het over een moment van stille vreugde, en hij zei dat zijn kerk op
haar mooist was wanneer er zoveel volk aanwezig was. Dat ontroerde mij, want
dit warme welkom hield natuurlijk ook een verzuchting in over het feit dat de
kerk waarschijnlijk alleen maar tijdens de kerstnacht zo vol loopt.
Hoewel ik
helemaal niet kerkelijk ben, en niet eens gelovig, ben ik zeker niet ongevoelig
voor de verbondenheid die mensen bij dergelijke gelegenheden ervaren. Straks
wacht hun de kerstdis en het familiale samenzijn, maar eerst vieren ze samen
met onbekenden datgene waar het voor hen eigenlijk om te doen is en wat hen
verbindt in een gemeenschappelijk geloof. Ik kan dan jaloers zijn op die
verbondenheid, het is iets wat in onze tijd al te zeer ontbreekt. Maar ik
voelde nog iets anders, daar in die Sainte-Catherinekerk. En dat had te maken
met de fouille die iedereen had moeten ondergaan bij het binnenkomen. Er is
iets nieuws in onze levens. Er is de oorlog, de dreiging van terreur. Ook dat
verenigt de mensen. In oorlogstijd lopen de kerken vol, pleegt men wel eens te
zeggen en daar zal zeker iets van waar zijn. Deze kerk was vol, en buiten is
het, jawel, oorlog. Niet, of nog niet heel dicht bij ons, maar toch.