woensdag 7 december 2016

de herfst van 2016 - 51



Ik las de voorbije twee weken de twee recentste romans van J.M. Coetzee: De kinderjaren van Jezus en – het is inderdaad een vervolg – De schooldagen van Jezus. Beide boeken lieten mij in verwarring achter. Ze zijn meeslepend geschreven, maar ze stellen meer vragen dan dat ze antwoorden geven. De literaire, filosofische en Bijbelse verwijzingen zijn legio (en vele heb ik ongetwijfeld niet eens opgemerkt), en er worden 1001 thema's aangekaart, maar de stijl is zo kaal en het verhaal zo drammerig, dat ik moeite had mijn belangstelling niet te verliezen. Enthousiast werd ik in elk geval geen moment – al zal ik nu ook weer niet beweren dat Coetzee mislukt is in zijn opzet. Maar dan misschien vooral omdat het mij niet duidelijk is geworden wat zijn opzet is.

Meestal doe ik het niet, maar nu dus wel, om mijn weg te vinden: recensies lezen alvorens zelf iets te schrijven. Er staan er een aantal op het net, en ze zijn zeer eensluidend. Coetzee is in deze romans ondoorgrondelijk. Hij suggereert dat er in onze logica leemtes zijn die wij niet altijd graag onderkennen. Maar wat bedoelt hij met die ‘Jezus’, die behalve in de twee titels nergens anders ter sprake komt?

Blijkbaar heeft de Nobelprijswinnaar 2003 een dermate onaantastbare status, dat niemand het aandurft om het maar niets te vinden. Ik durf dat ook niet aan, maar ik blijf toch achter met een hongergevoel. Ik ben het eens met een van de scribenten, die stelt dat je meteen moet herlezen. Alleen, ik heb daar niet veel zin in.

Aan wat al te lezen staat op het net heb ik verder niets toe te voegen.