Ik stapte daarnet naar boekhandel De Reyghere om aan zaakvoerder Thomas
Barbier uit te leggen hoe ik mijn autodelen organiseer. Ik ben net aan het
uitleggen dat het eigenlijk niets inhoudt, dat je alle onkosten moet
opschrijven en verder gewoon bijhouden wie er hoeveel kilometers aflegt – en kijk,
wie stapt daar binnen? Geert Viaene. Geert Viaene, de Brugse ‘opvoeder,
langeafstandsloper, straatmuzikant en dichter’ (aldus de website van uitgeverij
P), die de tweede prijs won in de Türing-poëziewedstrijd en vorige week
debuteerde met zijn bundel
Eistijden,
een titel die mij aan onverwarmde treinstellen doet denken. Vorige week stuurde
hij mij daaruit twee gedichten en hij nodigde mij ook uit om naar de
persvoorstelling van zijn bundel te komen. Dat kon ik helaas niet, maar ik kan hier
wel een van die twee gedichten overschrijven en zeggen dat het me op een verrassend
eenvoudige, maar daarom niet minder authentieke manier heeft ontroerd. Het heet
‘Verder heb ik niet te klagen’, een titel die ik met volle overtuiging
onderschrijf, en gaat als volgt:
Er woonde een kleine kever
in de borst van mijn moeder.
Hij trippelt nog steeds zacht
over mijn arm voor ik inslaap.
Zijn gouden glans dringt door
mijn in het rond dolende ogen.
Hij spreidt zijn vleugels, blinkt
ze op met zijn korte voorpoten,
buigt onophoudelijk zijn kop,
maar weigert op te vliegen.
Waarom woonde hij in haar
en wat voert hij in het schild.
Na het laatste woord staat geen vraagteken. Zo hoort het. Het
is goed dat dat vraagteken er niet staat. Dat maakt het spannend.