Rond twee uur vanmiddag bezorgde een kale zwarte man een
zware kartonnen doos. ‘Alstublieft!’ zei hij, onwetend omtrent de inhoud – wie weet
reikte hij mij op eBay gekochte onderdelen van een autobom aan. Hij klonk
vrolijk. Ukkel strooide poedersuiker op zijn schedel. Mijn oog, mijn meest
bijziende oog, mijn geestesoog zag een rode muts en witte huid achter zijn
oren.
Ik reisde terug naar mijn jeugd, naar mijn twaalfde,
achtste, vijfde levensjaar – mijn ouders lieten een zoete contrareformatie
binnen in mijn wereld, alles werd rood en goud (…)
Benno Barnard, Dagboek
van een landjonker, 333