10 december 2013
9u30. Het is helder, fris weer. Toch ben ik blij dat ik geen
pullover heb aangetrokken want dat beetje zon zou voldoende zijn geweest om dan
te beginnen zweten en er is weinig zo onaangenaam voor een forens als bezweet
op de trein te stappen of op het werk aan te komen. * Op de Bevrijdingslaan is
het even wachten tot een escorte met vier of vijf ‘bereden’ politieagenten en
twee auto’s, allemaal uitgerust met zwaailichten, is gepasseerd. Ze rijden vrij
snel door het rood, een van de motards
houdt het andere verkeer tegen. Ik maak een foto van de twee auto’s, maar
daarop is niet veel te onderscheiden. * Sms-conversatie met S.: ‘Nu vraagt ook
X wat er scheelt.’ S. raadt me aan de kwestie niet met mails op te lossen. Was
ik ook niet van plan. Ik zeg haar dat ik X ga schrijven dat ze mag komen
uitleggen wat er met háár scheelt – maar ik ga dat natuurlijk veel
vriendelijker formuleren, voeg ik er nog aan toe. Dat is cynisch maar toch ook
gemeend: door middel van het geschreven woord conflicten proberen op te lossen,
dat leidt toch alleen maar tot nog meer misverstanden – zoals het recente
verleden nog maar eens heeft geleerd. Eigenlijk zorg ik enkel met liefdesboodschappen
en onpersoonlijke blogposts niet voor miserie. * Voor mij stapt een jonge man
met een nog erg jonge, speelse hond. De hond loopt los maar wijkt niet van zijn
baasje, hoe druk hij het ook heeft met het in zijn bek ophouden van een stuk
hout. Hij laat de tak vallen, overbrugt met uitslaande poten de opgelopen
achterstand. Maar ik ben intussen genaderd en eis zijn aandacht op. Hij loopt
op mij af, komt mij besnuffelen. Baasje roept hond tot de orde – maar dat hoor
ik niet want er zit iets van An Pierlé in mijn hoofdtelefoon. * Buiten het
station staat zo’n kerel met enorme oorlelgaten stoer te doen tegenover een
drietal bakvissen. * Op het perron vind ik bovenop zo’n knop waar de conducteur
met een speciale sleutel aan draait een envelop met een voornaam op en een
briefje van 20 euro erin. * Op de trein krijg ik het bezoek van een drugshond
aan een lange koord. De politieagent die de hond bedient, spreekt het beest
aanmoedigend en goedkeurend toe. Twee andere agenten volgen hem en geven de
eerste agent, die blijkbaar in opleiding is, aanwijzingen. De hond snuffelt bij
mij wat grondiger, ik vermoed dat hij gealarmeerd is door de geur die zijn
soortgenoot enkele minuten eerder op mijn broekspijp heeft achtergelaten.