We zijn het niet meer gewoon om een levensverhaal als
chronologische vertelling voorgeschoteld te krijgen. Het voelt ouderwets aan,
bellettrie moet het tegenwoordig vooral van structuur en vormelijke
eigenschappen hebben. De roman Stoner van
John Williams uit 1965 is nog zo’n klassiek chronologisch opgesteld
levensverhaal. We volgen het hoofdpersonage van wieg tot graf. De
tussenliggende levensgeschiedenis vormt de roman en die hangt niet – zoals
tegenwoordig in zowat elke degelijke postmoderne roman gebruikelijk is – met
rode draden, echoënde motieven, kwansuis over het relaas gestrooide
associaties, in- en uit en over elkaar schuivende verkenningen van de grens
tussen fictie en realiteit, terugkerende patronen etcetera aan elkaar. Neen, er
is enkel die ene verhalende lijn zoals ook het leven die op het eerste gezicht
lijkt te bieden: opgroeien, ontworsteling aan het ouderlijk milieu, carrière,
huwelijk en overspel, stille neergang, ziekte en dood. Mede doordat dit verhaal
niet anders kan dan slecht aflopen – de dood als meest voorspelbare uitkomst –
is Stoner vaak bijzonder en op het
pijnlijke af droevig. Maar ook de aparte episodes in dit monotone leven, en dan
vooral de door overspel onderbroken huwelijkse sleur met zijn seksuele
steriliteit, tekent Williams met nauwelijks enig mededogen – ik heb nog niet zo
vaak de hunkering van het afgewezen mannetjesdier zo pregnant beschreven
gezien. De vaststelling dat het leven – ook al betreft het een al bij al toch
niet oninteressant leven van een academicus aan een universiteit – maar weinig
hoogtepunten of knooppunten telt, ontnuchtert. Stoner krijgt af te rekenen met
zijn ouders, zijn vrouw, zijn dochter, een concurrent op de faculteit. And that’s it. Veel meer geschiedenis is
er in dit leven, in een mensenleven, niet – de rest is opvulling, sleur en
langzame neergang. Af en toe is er eens een gelukkig hoogtepunt (bijvoorbeeld
met de dochter, voor zij de puberteit heeft bereikt, of met de minnares, die
echter aan de conventionaliteit en het goed fatsoen wordt opgeofferd).
Williams gaf met Stoner
de gewoonheid gestalte, het conformisme, het gebrek aan durf om écht te leven –
maar toch ook de moed van een man die probeert er het beste van te maken. En
het vreemde is dat deze roman, met zijn staalhard perspectief en zijn ongemeen
heldere taal en meeslepende cadans (de vertaling van Edzard Krol is
uitstekend), een vreemde schittering uitstraalt. Williams zorgt met Stoner voor een beklijvende
leeservaring.