maandag 4 maart 2013

los ingeslagen 80


23 januari 2013
 
Er loopt al een paar weken een nieuwe quiz op de VRT-televisie. Dat interesseert u ongetwijfeld niet, en mij zou het ook niet interesseren – ware het niet dat de opnames voor deze quiz plaatsvinden in het Vlaams Parlement. Het productiehuis dat de quiz levert, had het lumineuze idee om zijn product – want dat is het natuurlijk – te verkopen met een argument waartegen het Bureau van dat parlement, met een voorzitter van N-VA-signatuur en dus een Vlaams-nationalist, niet bestand was: het zou een quiz zijn met vragen over Vlaanderen en dus zou het uitzenden ervan bijdragen tot de vorming c.q. versteviging van ‘de Vlaamse identiteit’. Dat voorzitter Jan Peumans toehapte, hoeft niet te verbazen want tijdens een 11 juli-toespraak twee jaar geleden had hij gesteld dat er dringend werk moest worden gemaakt van het versterken van het Vlaamse bewustzijn. Hoe dat dan moest gebeuren, vertelde hij er toen niet bij maar ik denk dat Peumans voldoende besef heeft van de impact van media in het algemeen en van dwaze amusementsprogramma’s in het bijzonder – een politicus weet dat hij een groter bereik heeft in een quiz dan in een diepgravend duidingsprogramma – om in te stemmen met een ‘Vlaamse’ quiz. Ook als de makers van die quiz dan maar meteen voorstelden om de plenaire zaal van het parlement als decor te gebruiken.

Wat kan daar op tegen zijn?

Ik denk dat daar veel op tegen is.

Peumans’ partijgenoot Geert Bourgeois, die zijn imago van grijze principeruiter en droogstoppel overduidelijk cultiveert door er het sexappeal van een strijkplank op na te houden, was een van de eersten om in te gaan tegen de trend om als politicus op te draven in televisievertier. Ik vond dat moedig. Bourgeois ging daarmee in tegen de tijdgeest – wie ingaat tegen de tijdgeest kan in dit gewricht bijna automatisch op mijn sympathie rekenen. Hij liet met zijn mediaschuwheid ongetwijfeld enkele electorale procenten liggen. Een andere partijgenoot van Peumans daarentegen, de inmiddels genoegzaam bekende Bart De Wever, lapte de suggestie van Bourgeois aan zijn laars en ging doodleuk en als sympathieke lachebek een aflevering of negen mee in de Woestijnvis-quiz ‘De Slimste Mens’. Ik zeg het niet, politologen zeggen het: dit mediasucces vormde mee de opmaat naar de spectaculaire doorbraak van het Vlaams-nationalisme in de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 en zal blijken te zijn geweest de aanzet tot de Vlaams-nationale verkiezingsoverwinning van 2014 en bijgevolg misschien wel tot de splitsing van het in 1830 op de puinhopen van napoleontisch Europa gestichte compromis- en bufferstaatje België. Een staatkundige en geopolitieke oplossing die in 2014 op anderhalf decennium na twee eeuwen zal hebben bestaan en meer dan zijn deugdelijkheid zal hebben bewezen. Twee eeuwen. Woestijnvis. Negen afleveringen.

Wat is er mis met een quiz over Vlaanderen in het Vlaams Parlement?

Dat die quiz over Vlaanderen gaat, raakt mijn koude kleren niet. Je hebt wel meer nichequizzen. Dat Peumans verwacht dat een Vlaamse quiz de Vlaamse identiteit kan helpen vormen, tja, dat zal wel zeker. Zolang hij mij maar niet verplicht om te kijken. (En mij verplicht om die Vlaamse identiteit te omarmen.) Maar dat de opnames van die quiz mogen plaatsvinden in de plenaire zaal van het Vlaams Parlement, dat is er voor mij over.

Geert Bourgeois weigerde mee te doen aan spelletjes en heus niet alleen omdat hij weet dat hij niet zo mediageniek is (of wil zijn). Zijn motivering was diepgaander en vind ik lovenswaardig: politiek is een ernstig bedrijf en een democratie is niet gebaat bij het door elkaar haspelen van fictie en werkelijkheid. Je moet de mensen niet wijsmaken dat enkel leuke politici goede politici zijn. Ik denk dat Bourgeois het er ook mee eens zou zijn dat een parlement geen quizstudio hoort te zijn. Daar moet sérieux rondwaren; het olijke van zo’n quizshow straalt hoe dan ook af op die plek; alles wat er verder in gebeurt, krijgt daar iets van mee.

Er zijn niet alleen de politici die zich vergooien aan het amusement – kookprogramma’s, quizzen, talkshows… – je hebt tegenwoordig ook een feuilleton dat overduidelijk inspeelt op de Antwerpse politiek, waarin dus de grenzen tussen werkelijkheid en fictie nog nadrukkelijker worden verkend. Het spreekt voor zich dat het niet anders kan of de realiteit wordt door dat fictionele aangetast. Dat gebeurt eigenlijk ook door het feit dat de politici de ‘formats’ van de programma’s waarin ze optreden als vanzelfsprekend aanvaarden. Ik zeg niet dat we terug moeten naar de ‘regeringsmededelingen’ van een paar decennia geleden, maar ik laat me toch niet wijsmaken dat een politieke waarheid over soms zeer complexe problemen zich zomaar laat onderwerpen aan de zestiensecondenregel of dat een politicus kickt op het onderbroken worden door Kathleen Cools. Ik had graag wat meer respect gezien. Of liever: ik had graag politici gezien die er beter in slagen dat respect af te dwingen. Af en toe heb je er eentje die zich ostentatief niet laten onderbreken. (Ze trainen daar op.) Bruno Tobback kan dat. Respect! Legendarisch in dat verband was een aantreden van Yves Leterme, die in ‘De Zevende Dag’ dwars door Yvan De Vadder heen praatte en van deze obstinate weigering om zich te onderwerpen aan het journalistieke dictaat een act maakte. Jammer alleen dat ik Yves Leterme blijf zien met een reddingsboei en een valse baard – want zo was het dat hij zich eens, samen met Johan Vande Lanotte, liet toetakelen in een of andere amusementsshow. Ik wil maar zeggen: zo iemand kun je toch niet meer echt ernstig nemen? Wie gelooft die mensen nog?

Een onderzoek van de Universiteit Limburg wijst uit dat jongeren die een lerarenopleiding volgen meer weten over filmsterren dan over politici. Hoeft dat te verbazen als politici zich als filmsterren proberen te gedragen? De beste, of meest bij de jongeren tot de verbeelding sprekende, filmsterren zullen altijd de filmsterren zijn – politici moeten dat vooral niet proberen te evenaren. Het wordt tijd dat ze een beetje meer beroepsernst aan de dag leggen, en streven naar beroepseer – er is nu al genoeg gepoogd om de kloof met de burger te dichten.

En ze moeten vooral niet hun werkomgeving verhuren (kosteloos wellicht) aan de pretfabrieken. Laat het parlement maar een beetje een burcht blijven. Openbaarheid van bestuur, natuurlijk wel, maar niet op die manier.