Opperste
welluidendheid
Nieuw vermaak maakt zijn opwachting: <827> de
instelling heeft een grammofoon aangekocht! <828> En niet zomaar een,
‘iets beter is er in dit zjandre niet te vinden’. <829> Behrens
inaugureert het toestel met een plaat van Offenbach, een deuntje dat meteen ‘de
grote stompzinnigheid’ illustreert. <830> Er volgen luchtige opera-aria’s
en tangodansmuziek. Hans Castorp werpt zich op als dj: ‘Laat u mij dat maar
doen!’ <831> En wanneer iedereen naar de ligkuur vertrokken is, verkent
hij de collectie. <832> Van een van de liederen, ‘waarvan nog sprake zal
zijn’ en dat nog niet met name genoemd wordt, houdt Hans Castorp in het
bijzonder. <833> Hij bestudeert de collectie tot diep in de nacht.
<834> Behrens en alle gasten stemmen daarmee in. <835> Hans Castorp
is blij dat de zangers niet lijfelijk aanwezig zijn, ‘met name voor zover het
om landgenoten, om Duitsers, ging’. <836> Mann laat ons nu een overzicht
geworden van Hans’ favoriete platen. Aïda van Verdi is de eerste. <837>
Er is in dat stuk sprake van een Naphta-achtige ‘priesterlijke krijgsraad’, die
de getormenteerde liefde van Radames niet kan temmen; <838> hij wordt
veroordeeld en het stuk <839> focust niet op de vreselijke consequenties
van de dood maar blijft steken in een loflied op de liefde. <840> Het
tweede stuk is L’Après-midi d’un faune
van Debussy: een ode aan het pure geluk, <841> ‘de verdorvenheid met
een gerust geweten’, de ‘negatie van de westerse activiteitsimperatief’.
<842> Carmen – derde stuk! – kan niet begrijpen dat haar geliefde José de
roep van de kazerne boven haar krolse verleidingskunsten plaatst. <843>
Met zijn ‘op afgezaagde, doch uiterst tedere wijze’ gebrachte aria vermag José
haar niet te overtuigen. <844> In de ‘Faustopera van Gounod’ gaat het
over een <845> oorlog, die nakend is. Deze plaat heeft verder niet veel
om het lijf, maar moest toch worden vermeld ‘omdat ze bij een latere, bizarre
gelegenheid nog een zekere rol speelde’. Het vijfde en laatste stuk is een lied
van Schubert <846> dat voor Hans Castorp ‘veelzeggend’ is omdat het ‘naar
een hogere werkelijkheid verwijst’. <847> Hans heeft ondertussen
voldoende geleerd om ‘zich de “veelzeggendheid” van zijn liefde en haar object
bewust te zijn’. Zijn opvoeding, met andere woorden, is voltooid. Of voltooid
genoeg om aan de liefde te twijfelen. Twijfel is nodig om de liefde met
hartstocht te beleven. Hartstocht is: ‘twijfelende liefde’. En de wereld
waaraan Hans Castorp in zijn liefde twijfelt is: de dood. <848> Hier
blijven de lessen van Naphta doorzinderen. Het is een voorbeeld van de
‘achteruitstrevendheid’ die Settembrini in een van zijn eerste lessen had
gehekeld. <849> En toch is deze liefde voor een duistere schoonheid een
‘zelfoverwinning’. De bespiegelingen ontaarden in een hysterisch gewauwel – het
moet wellicht iets zeggen over de duistere beweegredenen van de toekomstige
‘helden’ vlak voor het begin van een nieuwe wereldoorlog.849>848>847>846>845>844>843>842>841>840>839>838>837>836>835>834>833>832>831>830>829>828>827>
Uiterst dubieuze zaken
<850> Krokowski houdt zich nu bezig met esoterische en
<851> ronduit occulte zaken. Dat is een logisch gevolg van het feit dat
hij, als psychoanalist, organische en dus materiële veranderingen vanuit
geestelijke fenomenen verklaart. En dat gebeurde al voordat Ellen Brand ‘op het
toneel verscheen’. <852> Dat is zo ongeveer het ogenblik dat in de
vrijetijdzaal na het avondeten allerlei rollenspelletjes worden gespeeld.
<853> Daarbij blijkt dat Ellen Brand over paranormale gaven beschikt en
dus <854> ‘bovennatuurlijke voordelen’ geniet. <855> Hans’
nieuwsgierigheid druist in tegen de weerstand die hij daarbij gevoelt. Maar zijn
‘placet experiri’ haalt de bovenhand. <856> Krokowski haalt het nieuwe
studieobject naar zich toe. Blijkt dat zij wordt ingefluisterd door een zekere
Holger. <857> Ze heeft ooit een sjaal zichzelf zien oprollen. <858>
Een andere keer is haar gestorven zus aan haar verschenen. Er wordt een
spiritistische séance georganiseerd op de kamer van Hermine Kleefeld.
<859> Er wordt met een glas geschoven en daaruit blijkt dat <860>
de geest van Holger in de kamer is en dat hij <861> ‘dichtr’ is, mét
schrijffout. <862> En op verzoek begint hij een gedicht te spellen over
de zee en de tijd, <863> dat zo eindeloos blijkt dat de
‘geestenbezweerders’ er zelf een eind aan moeten stellen. <864> Hans
Castorp vraagt Holger nog hoe lang hij uiteindelijk in het sanatorium zal moeten
blijven. Het antwoord hierop is niet duidelijk. Er wordt op de tafel gebonst
<865> en Ellen Brand zit wezenloos voor zich uit te staren. Dan valt, tot
overmaat, het licht uit. <866> En op Hans Castorps schoot ligt Clawdia
Chauchat’s lichtdrukmaal. <867> Hij moet zich achteraf verantwoorden bij
Settembrini en voert aan dat de grens tussen droom en werkelijkheid toch niet
zo stringent is? Settembrini veegt hem de mantel uit en bezweert hem nooit meer
aan dergelijke séances deel te nemen. <868> Krokowski neemt het magisch
gezelschap onder zijn hoede en doet, onder muzikale begeleiding van Hans’
grammofoon, aan telekinetische experimenten. Deze ‘droefgeestige
onbenulligheden’ <869> of ‘verbluffende flauwiteiten’ leiden tot
<870> werkelijk paranormale verschijnselen, waarop Krokowski handig zijn
autoriteit baseert. <871> Wanneer Hans Castorp het beeld voor ogen krijgt
dat de geest van de overleden Joachim wel eens ter séance zou kunnen
verschijnen, <872> besluit hij het verbod van Settembrini te negeren.
<873> Hans voelt zich als die keer, lang geleden, dat hij met vrienden
naar een ‘huis van lichte zeden’ was gegaan. <874> Ellen Brand wordt voor
de séance schaars uitgedost, wat de link met de ‘lichte zeden’ (en met de
negatieve reputatie van Krokowski’s psychoanalytische praktijken) nog extra in
de verf zet. <875> Hans wordt als ‘opziener’ aangesteld van Ellen Brand,
die glimlacht zoals Karen Karstedt op het kerkhof (416). <876>
Verduistering is geen ‘sfeermakerij of mystificatie’ maar is wel nodig om het
medium aan de praat te krijgen. <877> Ellen Brand wordt in trance
gebracht en Holger kondigt zich aan. <878> De aanwezigen beseffen,
desgevraagd, dat het niet zo eenvoudig is iemands terugkeer uit de doden te
wensen. <879> Hans Castorp vraagt of de schim van Joachim kan terugkeren.
<880> De merkwaardigste uren uit Hans’ leven breken nu aan. De sfeer in
de ‘geanimeerde kraamkamer in rood licht’ is ‘scandaleus’. <881> ’t Is
een mengeling van mystiek en bordeel, van geboorteweeën en extatische
religiositeit. <882> Tijdens een pauze <883> worden de voorlopige
resultaten besproken. <884> Uiteindelijk vraagt Hans Castorp een stuk van
Gounod, dat blijkbaar, tegen zijn systeem in, in het album met amusementsmuziek
is geslopen. <885> En ja hoor, daar zit Joachim! <886> Dat wordt
Hans Castorp te veel. <887> De zetel waar hij zonet nog Joachim meende te
zien, is leeg. Hans Castorp verlaat Krokowski’s kabinet en het ziet er niet
naar uit dat hij er ooit zal terugkeren.887>886>885>884>883>882>881>880>879>878>877>876>875>874>873>872>871>870>869>868>867>866>865>864>863>862>861>860>859>858>857>856>855>854>853>852>851>850>