dinsdag 28 september 2010

microfictions 10

In een lichte katoenen jurk

– Goede avond, Catherine Morand.

Ik ben blij dat u daar eindelijk bent, om het maar eerlijk te zeggen: ik verwachtte u niet meer. U kunt slapen in de roze kamer. Het bed is opgemaakt, er zijn handdoeken in de badkamer. Het is te laat om honger te hebben, morgen ontbijten we samen. Om negen uur in de bibliotheek. U zult daar frisgewassen aankomen, in een lichte katoenen jurk, subtiel opgemaakt en met een verplichte glimlach.

– Ik heb vaak last van ochtendhumeur.

U zult me niet vervelen door me te vragen of ik me ’s nachts onwel heb gevoeld, en of de regen, de wind of de zon me triest maken. In het algemeen zult u mij nooit een vraag stellen, maar niettemin zult u toch een beetje praten al was het maar dat ik niet zou geplaagd worden door de stilte die als een krekel onaangenaam in mij oren gonst.

Vergeet niet me zeven of acht keer per dag te zeggen hoe goed u zich voelt in mijn aanwezigheid. U zult ook mijn hand nemen, hem naar uw mond brengen, hem kussen door hem met het tipje van uw tong lichtjes te likken, en terwijl u dit telkens opnieuw doet, zult u de tijd nemen om me toe te fluisteren dat u mij liever ziet dan uw kinderen, die u nochtans al oneindig liever ziet dan uzelf. Ik vraag u eerlijk te zijn, schijnheiligheid detecteer ik meteen en zij ergert mij. Voor het overige moet u maar uw gevoelens ondergeschikt maken aan mijn bevelen. Ze zullen u gehoorzamen als poedels.

– Ik maak graag grapjes.

U zult het snel gewoon worden dat u ’s nachts onverwachts gewekt worden door een straal urine in uw aangezicht, of om een kwartier lang te worden opgesloten in de grote diepvriezer in de kelder. Tijdens de zeldzame diners die ik geef, wanneer mijn mensenhaat eventjes is geluwd, zult u luidkeels lachend over die grappen vertellen en u zult plechtig verklaren dat ik op de planeet de enige man ben die het verdient te bestaan.

– Denk maar niet dat ik altijd vrolijk ben.

Ik ken de droefenis. Het gebeurt zelfs vaak dat de wanhoop me overvalt. Ik hou niet meer dan een ander van de dood maar op die momenten voel ik me er onweerstaanbaar door aangetrokken. Ik weet uit ervaring dat er zelf een eind aan maken een onderneming is die niet gemakkelijk tot een goed einde wordt gebracht. Het lukt niet vaak. Wat er ook van zij, als de melancholie zich meester van mij maakt.

– Reken ik voortaan op u om in mijn plaats zelfmoord te plegen.

Régis Jauffret, Microfictions 243-244 – mijn vertaling