vrijdag 10 september 2010

baraque lecture 71

Vandaag lees ik op twee zeer verschillende plaatsen (*) over twee schijnbaar zeer uiteenlopende maar niettemin toch principieel met elkaar in verband te brengen culturele facta.
Het eerste is dat de Flatiron Building, op het kruispunt van Fifth Avenue en Broadway in Manhattan het eerste torengebouw was met een dragende stalen structuur. De Flatiron dateert van 1902. Het tweede is dat het gedicht ‘Un coup de dés’ van Mallarmé het eerste was waarin de woorden zich losmaakten van de versregels, en de woorden zich ‘uit het typografische vormpatroon van de strofe’ bevrijdden: ze ‘gingen in dalende en stijgende lijn, in geïsoleerde positie, in het ongerijmde een eigen leven leiden’ (Hedwig Speliers). Mallarmé schreef ‘Un coup de dés’ in 1897. Nu lijkt het ene cultuurfeit zwaar met het andere in oppositie: waar de architectuur kiest voor het keurslijf, kiest de poëzie in ongeveer dezelfde periode nu net voor de bevrijding van formele restricties. Hoe deze simultane ontwikkeling te duiden?

De veranderende maatschappelijke functie van beide disciplines biedt een invalshoek. De poëzie stelt zich steeds meer in dienst van de allerindividueelste expressie van de dito emotie, zij maakt zich los van de samenleving en trekt zich terug in idiosyncratisch vertolkte gevoelssferen. De architectuur daarentegen moet, in functie van de steeds toenemende demografische druk en de vereisten van economie en maatschappelijk verkeer, een groter rendement nastreven: meer ruimte op minder plaats, leesbaarheid, functionalisme. Dit leidt tot uniforme technische oplossingen – en uiteindelijk tot steeds dezelfde oplossingen want de techniek heeft maar één beste toepassing. Pas recent, ik vermoed sinds het postmodernisme, maar ook sinds het heropvissen van de representatieve kracht van architectuur als gevolg van de toegenomen kapitaalkracht van de bouwheren, streven de architecten opnieuw een vrijere en pluriformere expressie na.

(*) een postkaartenboekje met foto’s van New York van Jan Ortner en een tekst voor een binnenkort te verschijnen nummer van Poëziekrant