071228 – Op het vluchtelingenfeest bij de Zuster Maricolen komen we, op deze kerstavond, aan een tafeltje te zitten met twee Irakese mannen. Ze spreken een mondje Engels. De ene eet zijn gaarkeukenfeestmaal flink op, de andere bedankt er feestelijk voor en brengt het integraal naar de vuilnisbak. Hij komt terug met een nieuw flesje Jupiler. Het gesprek verloopt wat moeizaam. De ene, een bakker, is sjiiet, de andere soenniet en politieman. Of omgekeerd, ik weet het niet meer. Enfin, het doet er niet toe. Wat er toe doet is dat ze elkaar ginds opblazen, terwijl ze hier toch vrij vreedzaam aan hetzelfde reftertafeltje zitten te redekavelen. Vijf of meer jaar informatie en desinformatie over de situatie in hun land doen mij voorzichtig omspringen met de tegenstellingen tussen beide volksgroepen. Het is dus zoeken naar koetjes en kalfjes, en in het brood van de bakker meen ik een dankbaar gespreksonderwerp te hebben gevonden want daar heb ik namelijk ook nog in gedaan, in brood. Zullen we het over de soorten hebben? Hij vindt het bruin brood van bij ons lekker en voedzaam. Dat kennen ze daar niet. Ik zoek naar nog meer bruggen over de kloof tussen onze culturen, levens en verledens, en zie in het Turks brood dat je ook hier in de nachtwinkel – hoewel in Brugge geen Turken wonen, ze halen hun met sesamzaad versierde wielen uit Gent – een geschikt aanknopingspunt.
's Avonds hoor ik op het nieuws dat de Turkse luchtmacht in het noorden van Irak meer dan honderd Koerdische ‘verzetstrijders’ heeft ‘gedood’.