zondag 27 januari 2008

59 * 25,34 * 249

Het eerste stuk langs het kanaal tot een eind voorbij Moerbrugge is, met de zuidwestenwind: gratis peddelen. Wanneer ik afsla richting Driekoningen slaat hij, de wind, mij onaangenaam in het gelaat. Ik wist niet dat het zo hard woei. Het verbetert er niet op wanneer ik de steven nog meer zuidwestwaarts richt: Hertsberge. Hertsberge ligt niet op een berg, wist ik al, maar dan toch op een heuveltje. Vlak voor Ruddervoorde kies ik voor een weggetje dat ik nooit eerder befietste. Ik kom op onbekende plaatsen: de Landsmanstraat (met ook een café De Landsman op de hoek), de Vrijlatenstraat (wat een vreemde naam), en Baliebrugge. Nooit van gehoord: Baliebrugge! Ik weet niet meer waar ik ben en vraag de weg aan een koppel met vier kinderen dat – fotokopietje in de hand – aan een ‘wandelzoektocht’ bezig is. We bevinden ons in een verkaveling die prototypisch de voor deze streek kenmerkende aandoenlijke lelijkheid etaleert – dit moet, op enkele gebieden in Nederland en Roemenië na, en niet te vergeten de weg van Sint-Petersburg naar Novgorod, zowat de lelijkste streek ter aarde zijn. Brugge die kant uit, legt de vader mij uit, langs daar kom je in Zedelgem. Ik bedank en voeg de viervoudige moeder nog toe dat het soms wel eens aangenaam is om te verdwalen. Ze mompelt een geluidje dat ik misschien nog het best met de omschrijving ‘verwonderde instemming’ zou kunnen typeren. Ik kies Zedelgem en kom, voor zover dat nog mogelijk was, in nog lelijker oorden. De steenweg tussen Torhout en Brugge meerbepaald, een zootje van tot kmo’s opklimmende middenstandsinitiatieven of tot kmo’tjes gedegradeerde fabrieken, van middenstandsinitiatieven die in verlopen fabrieken of verpieterde kmo’tjes zijn ondergebracht, enzovoort enzovoort, elk met zijn eigen architectuur, inrichting, parking, bewegwijzering en opschriften: een allegaartje van stedenbouwkundige miskleunen en levende bewijzen dat een doordachte ruimtelijke ordening – pardon? – hier ver te zoeken is. Zedelgem, Snellegem, Varsenare… Voor het rode licht aan de gevangenis van Brugge staan een oude man met een fiets en een zware Kawasaki te wachten. De motorrijder jaagt vlak voor het licht op groen springt zijn toerental alvast een paar keer flink de hoogte in en schiet dan weg. Ik kijk met een grimas die geveinsde bewondering voorstelt naar het ventje op zijn fiets. En die zegt: ‘jis gepresseerd, wè’.