Schaduwen worden vaak veronachtzaamd. Nochtans moet de fotograaf, dien enkel licht en donker ter beschikking staan, er oog voor hebben. Op een bloedhete dag in het zuiden schuilt in de slagschaduw het diepste zwart. Het lommer levert het git voor de lichtmaaltekening. Met de patronen van licht en donker, wit en zwart, moet op het kleine speelterrein van het door het fotokader afgebakende oppervlak een beeld worden uitgezet dat zin, betekenis en zo mogelijk genoegen verschaft.
Hier is dat, naar mijn smaak en aanvoelen, gelukt. Mede door het straffe licht want de automatische stand dirigeerde mijn toestel wellicht naar een 1/2000 sluitertijd of daaromtrent, waardoor ik met de losse pols (ik was zelf aan het stappen) de bewegingen voor mij (in de benen, de voeten, de schaduw op de grond) tot haarscherpe stilstand kon terugbrengen. Het resultaat is een sierlijke lijn waarvan de toeschouwer zegt: ‘Hé, zo zou ik het niet hebben gezien.’
Maar er is meer aan de hand. Het toeval speelt, zoals zo vaak, een rol. Mooi is dat het vlechtje zichtbaar is. Dat de schaduw van de arm die het kind vasthoudt tot buiten het beeld voert – waardoor er zelfs, mits wat hineininterpretieren, een metafysische dimensie in dit schijnbaar lichtvoetige schaduwportret binnensluipt: door wie wordt het kind beschermd, bij de hand genomen? Dat er in de rechterbovenhoek nog die voet is, die de compositie in evenwicht houdt en die, door in een andere richting te stappen, het beeld nog dynamischer maakt.
Dit beeld is mij dierbaar omdat het mij, als fotograaf, het plezierige besef verschaft dat het zonder mij niet zou hebben bestaan. Ik heb het gezien en doe het – door af te drukken, het resultaat te tonen en erover na te denken en te schrijven – in de hoofden van velen bestaan. Het kind, ondertussen, is bijna drie jaar ouder geworden (de foto dateert van begin april 2005) maar het is, laat het ons toch hopen, nog altijd even zorgeloos en beschermd als op deze foto.