zaterdag 6 februari 2016

vierenvijftig 118


30 januari 2016

zaterdag

DAGBOEK / STORTBUI

Ik neem nog eens wat tijd om door mijn dagboek van veertien jaar geleden te gaan. Hier en daar staat nog iets dat de moeite van het lezen waard is. Sommige passages zijn niet voor publicatie geschikt. Het zou een inbreuk zijn op de privacy. Zonder fictionalisering kan ik die fragmenten niet gebruiken. Maar de grens is onduidelijk. Vanaf wanneer is een gedeelde ervaring verjaard? Vanaf wanneer hoeft niemand nog aanstoot te nemen aan bijvoorbeeld de incidenten van een huwelijk dat al geruime tijd ontbonden is? Daar steekt vast en zeker toch heel wat herkenbaars in, dat tot lering en vermaak van derden kan strekken? Ja, maar de rechtstreeks betrokkene leest nog altijd mee… De dingen van weleer blijven tot op vandaag hun schaduw werpen. En anderzijds moet ik mij natuurlijk ook de vraag stellen of het wel gezond is om in dat verleden te blijven wroeten. Moet ik niet doen wat ook Javier Marías als mogelijkheid naar voren schuift: die herinneringen als ‘historisch feit’ catalogeren en de emotionele band die er eventueel nog mee bestaat doorknippen. Gewoon, vanuit een wilsbesluit. Zaken zijn gebeurd, maar nú gebeurt het dat je beslist dat die zaken geen invloed meer uitoefenen. Ja, mogelijk is zoiets vast en zeker. Maar het vergt moed en doortastendheid om het verleden definitief af te stoten. Ik blijf er liever mee in contact. Neen, ik koester niet alle notities. Maar er zijn er toch nog veel waarbij ik mij de bedenking maak dat ik blij ben dat ik ze heb gemaakt. Ook notities met een veeleer negatieve lading. Ze geven nog altijd mee vorm aan wat en wie ik nu ben. ¶
© Gert Verbelen
Het hoost. Ik houd luiken en gordijnen dicht en de grijze en natte werkelijkheid buiten en kruip terug in bed met een boek van Michel Tournier. Dwaze liefdes heet het in het Nederlands. Oorspronkelijk was dat: Petits proses. Het gaat over kleine dingen, dingen die slechts in overvloed van tel kunnen zijn. De geneugten van het lichaam, de eigenaardigheden van een behuizing, de focus van een blik. De zuidwester rukt aan het rolluik van de slaapkamer. De stortbui die nu over mijn droge behuizing trekt, bevond zich een paar uur geleden boven Calais en Grande-Synthe. Of boven een van die talloze andere kampementen, waar de fotograaf van De Standaard de voorbije dagen de focus van zijn blik op liet rusten. Ik plaats een link naar die reportage op mijn Facebookpagina. Waarom doe ik dat? Om te tonen dat ik er ook aan denk? Is eraan denken genoeg? Kan ik na het posten van die link met een gerust gemoed terug naar mijn bellettristische privileges? ¶