zondag 26 oktober 2014

zomer veertien 62



24 augustus – zondag / Visart

Midden in de nacht blokkeer ik een aanstormende hoofdpijn met twee Ibuprofens in één keer – ik wéét dat de apotheker mij heeft afgeraden er meer dan drie op één dag te nemen, maar de mevrouw met wie ik, samen met haar wachtend, in de apotheek een praatje sloeg, zei me dat de nieuwe apotheker, de schoonzoon van de vorige, zéér consciëntieus was. ’t Was alsof je naar de dokter ging, zo consciëntieus. En dus neem ik dat van die maximum drie daags niet echt letterlijk op. Ik sleep mezelf het bed uit en naar de bakker, en ben tijdig klaar (...) om me aan het startpunt van de fietsrit van de wielervrienden van de zondagvoormiddag te melden.


(…) De poëziehappening vond plaats in een boot. We reisden naar de overkant van het meer, en daar waar de schuit aanmeerde in het riet, veerde Delphine Lecompte recht en las enkele van haar gedichten voor. ‘Ademloos’, ‘Het opwindaapje’, etcetera. Het hondje Bernard hield zich gedeisd en ouwe boogschutter Omer fluisterde tekst in waar Delphine, die sommige gedichten uit het hoofd kan voordragen omdat ze ze al zo vaak heeft voorgelezen, toch nog even haperde. Mooi vond ik het toen ze zei dat ze het bijna gênant vond om de geluiden van de vogels met haar gedichten te overstemmen. De schipper van dienst wees ons op de aalscholvers, een boomvalk, de bruine kiekendieven. Hij zei over die laatste soort iets wat ik nog niet wist en wat voor een adequate determinatie belangrijk kan zijn: je kunt ze herkennen aan het V-profiel dat ze aannemen wanneer ze zweven; ze houden met andere woorden hun vleugels niet gestrekt. Een boomvalk heb ik in mijn leven nooit eerder waargenomen, ik bedoel: wetende dat het een boomvalk was (wat epistemologische implicaties inhoudt met betrekking tot de notie ‘waarneming’, ik weet het, ik weet het). (…)