dinsdag 12 oktober 2010

terugblik 46 (676/1000)


De fotograaf Henri Cartier-Bresson theoretiseerde graag over ‘le moment décisif’: het geheim van de geslaagde foto ligt – onder meer – in het juiste moment (van afdrukken). Niet te vroeg (komt minder voor), niet te laat (dat gebeurt al vaker, zeker met compact camera’s, die trager reageren dan een spiegelcamera), maar precies op het juiste, beslissende moment: het moment waarop de betekenis, die later in en uit de foto zal blijken, zich voltrekt.

Deze foto is gemaakt in het Musée Gustave Flaubert in het Hôtel-Dieu in Rouen. We zien de binnenplaats van dat voormalige ziekenhuis (waar Gustaves vader chirurg was en waar Gustave opgroeide tussen kermende zieken en foetussen op sterk water), en op die binnenplaats staat een figuur op het punt rechts uit beeld te verdwijnen.

De foto is door een ruit heen gemaakt, maar dat doet hier weinig ter zake. Het gaat over het moment van afdrukken. Dat was, herinner ik me zeer goed: te laat. Ik had de binnenkoer gezien en ik had, op die binnenkoer, de in donkere kleren gehulde vrouw met de zware draagtas van links naar rechts door het beeld zien gaan. Ik haalde in allerijl mijn compact camera boven (geen spiegelreflexen in musea waar fotograferen verboden is!) en probeerde nog voor de vrouw het hoekje zou omgaan (letterlijk dan) het beeld te vatten. Helaas, het toestel aanzetten en vervolgens afdrukken nam zodanig veel tijd in beslag dat ik te laat was.

Dácht ik.

Indien ik op tijd zou zijn geweest had ik een zonder meer banale foto gemaakt. Door te laat te zijn, was ik op tijd! Ik vatte het beslissende moment. Door pas af te drukken op het ogenblik dat die gestalte half om de hoek verdween, wist ik het ‘moment décisif’ te vatten. Ik had: chance!

Hoe dat precies te duiden valt, zie ik pas nu. En ik moet toegeven, dat is veel later dan het moment waarop ik van de foto ben gaan houden. Ik liet een afdruk van de foto maken, en die afdruk heeft al een paar jaar, ingelijst en al, bij mij aan een muur gehangen zonder dat ik hem écht gezien heb. Nu pas zie ik wat van die foto een geslaagde, goede, interessante foto maakt. Ik had het, echt waar, niet eerder opgemerkt. (En dan vind ik van mezelf, en zeggen anderen mij soms, dat ik goed kan kijken.)

Links achter de door mijn laattijdigheid gehalveerde figuur is een in de muur ingewerkt beeld te zien. Het is een beeldengroep, gehelmde figuren, waarschijnlijk een oorlogsmonument. De figuren zijn, net zoals de vrouw op de voorgrond, half in de gevel verzonken. Op die manier wordt de om de hoek verdwijnende vrouw op de voorgrond ook als een bas-reliëf, en als zodanig ‘rijmt’ zij met de beeldengroep op de achtergrond.

Op de een of andere manier heeft het geslaagde van deze foto met het onnadrukkelijke van deze correspondentie te maken. Het gaat hier om waarnemingen die zich op een halfbewust niveau afspelen.

Los daarvan zegt deze foto nog iets anders. Iets wat met kadrering heeft te maken. Een perfect horizontale horizonlijn is moeilijk te verkrijgen. Je moet je er al echt op toeleggen. Bij snapshots, zoals deze, moet je geluk hebben. Hier is de horizonlijn bijna perfect horizontaal. Het lijkt minder belangrijk, en dat is het ook, maar het is toch ook een element dat bijdraagt tot de réussite van deze opname.