vrijdag 4 oktober 2013

Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis 6


Hier vindt u het begin van dit artikel

6. …en duisternis

Duisternis is in Een verhaal van liefde en duisternis in zeer veel gedaanten aanwezig. Het kan niet anders dan een leidmotief vormen in een boek dat een nieuwe kans wil bieden aan een leven dat verloren is gegaan in een teveel aan duisternis, somberte, donkere en sombere gedachten. Zeer onnadrukkelijk strooit Amos overal in zijn beschrijvingen en ‘reconstructies’ die duisternis uit – het resultaat is dat je een globaal effect krijgt van somberheid, maar ook van felle contrasten met bronnen van licht. Zo ontstaat een sterk zwart-wit, of clair-obscur, wat in een door fel zonlicht beschenen, woestijnachtig land, waar overigens ook tussen de mensen die het bewonen heel wat contrasten bestaan, van pas komt.

De duistere ondertoon kenmerkt toch vooral de oorlogsjaren en de jaren onmiddellijk daarna, de periode waarin het lot van de al zo geplaagde Joden in Israël nog zeer onzeker is en waarin elk gunstig perspectief – dat er in de vorm van door Bijbelse verhalen ingevulde dromen en verwachtingen wel degelijk is – nog in verre verten gloort. Die duisternis werpt zijn schaduw over de jonge jaren van Amos Oz – maar hij slaagt erin zich ervan te bevrijden. De ‘duisternis’ uit de titel van het boek betreft natuurlijk ook de somberte van de moeder – en daar blijkt geen bevrijding mogelijk.

Ik overloop hier een aantal plaatsen waar de duisternis in het boek aantreedt – de lijst is zeker niet exhaustief.

-          Oz brengt de duisternis in verband met de ontoereikendheid van de menselijke relaties – ‘niemand weet iets over een ander’ (245); zelfs in de intiemste momenten ‘werden we gescheiden door duizend duisternisjaren’ (677).
-          In vroegere tijden heerste er in de relaties tussen man en vrouw een grotere duisternis dan vandaag (281).
-          Duisternis op kosmische schaal: ‘Ze zeggen dat op een goede dag de zon zal doven en dat alles weer duisternis wordt.’ (282)
-          De duisternis van het hok in de kleerwinkel waarin de kleine Amos opgesloten geraakt (hoofdstuk 30).
-          Met behulp van je fantasie kun je de duisternis verjagen: ‘Ik zat gewoon met mijn ogen dicht en deed in mijn hoofd zoveel licht aan als ik maar wilde, en sloot zo alle duisternis buiten.’ (397) Met lezen lukt dat ook: ‘Als iemands wereld duister voor hem is, leest hij een boek en ziet hij een andere wereld’ (420; Oz citeert hier Nobellaureaat Agnon).
-          Taalkundig: het Hebreeuwse woord voor ‘duisternis’ is in die taal verwant met het woord voor ‘kinderloos’; het Arabische woord voor ‘duisternis’ is in die taal verwant met het woord voor ‘vergeten’.
-          De duistere kant van de seksualiteit: vochtig, harig, smerig…
-          In het huis van de dichteres Zelda heerst, na een leven van teleurstelling, duisternis.
-          In Jeruzalem zijn de Arabische wijken, in vergelijking met de andere, duister. Buiten de stad heerst er ook duisternis, en klagen de jakhalzen. Idem voor het land rond de kibboets.
-          Een van de meest beklijvende scènes is die van de menigte die ’s avonds laat, wanneer het al lang donker is, buiten op het plein wacht op de uitslag van de stemming in New York over de onafhankelijkheid van de staat Israël: de vreugde uit zich ‘in één angstwekkende schreeuw, die de duisternis verscheurde’ (537). Deze schreeuw moet zeker ook in de Arabische wijken te horen zijn geweest – waarmee meteen de daar al heersende vijandschap werd aangewakkerd. De oorlog die onmiddellijk na de onafhankelijkheid uitbarst, zal de Joden doen schuilen in duistere schuilkelders.
-          Vader vertelt in een van zijn schaarse openhartige buien, nog tijdens diezelfde nacht van 30 november 1947, over de pesterijen die hem als kind op school werden aangedaan. Hij doet dat met ‘een stem van duisternis’ (541).
-          Tussen vader en moeder heerst de duisternis van het onbegrip: ‘Er was soms een zware schaduw tussen hen.’ (573) Moeder draagt ook steeds nadrukkelijker haar duisternis met zich mee. Figuurlijk maar ook letterlijk want zij kan geen licht meer verdragen door haar steeds erger wordende migraine. Mooi, maar ook schrijnend, is dat zij over de leeslamp, die vader haar cadeau heeft gedaan, zegt dat hij vader en zoon ‘nog lang na haar vertrek licht zou blijven geven’ (611). Zij lijkt hier te beseffen dat de duisternis in huis grotendeels aan haar te wijten is. De duisternis kenmerkt haar diepste filosofische overtuiging: zij vindt ‘dat we allemaal voortdurend plannen maakten, maar dat iemand in het donker ons zat uit te lachen met al onze plannen’ (775).
-          Nadat zij dan uiteindelijk, in een grauw en somber Tel Aviv, voor de eeuwige duisternis heeft gekozen, vraagt tante Lilia Amos om ‘licht te brengen in de duisternis van [vaders] leven’ (772).

Uiteindelijk triomfeert dan toch het licht in de persoon van Nili, de vrouw die Amos uitverkiest boven alle andere pretendenten: ze valt voor zijn poëtisch talent, ook al gaat het om gedichten waarin hij zijn duisternis uitzingt! De liefde van Nili doet een immens licht stralen:

In die nachten was licht een zeldzaam en kostbaar goed in Choelda. En Nili was een vuurvliegje. Hoezo vuurvliegje? Een generator. Een hele elektriciteitscentrale. (766)

Waarom leest Amos uitgerekend aan Nili zijn gedichten voor?

Misschien had ik een zekere behoefte om na te gaan wat er van mijn gedichten van duisternis zou vergaan op het moment dat ik ze blootstelde aan de stralen van de zon, en wat er misschien toch nog zou van overleven. (768)

En een zon is zij, Nili, zij schijnt zo hevig dat zij zelfs ‘overvloedig de donkere kant van de maan bescheen’ (769).

Hier vindt u het vervolg (slot) van dit artikel