donderdag 31 oktober 2013

3400

Vézelay - 130809

woensdag 30 oktober 2013

mirage 78

Saugues (F) - 130810

13 in z/w 279

Tussen Leffinge en Keiem

13 in z/w 278

Brugge, Smedenstraat

3399

Yrouerre (F) - 130809

de wereldgeschiedenis in 100 voorwerpen 9


(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen)

Mayabeeld van de maïsgod, Copán, Honduras  (715 n. Chr.)

Met zijn mooie maïskolfvormige hoofdtooi
maakt de maïsgod zich herken- en vereerbaar.
Dat is een vreemde zaak want zeg nu zelf:
kent u een biefstukgod met biefstukattributen?
Of een wortelgod met een peen als neus? Neen?
Ik ook niet.

Voorbij is de tijd van het goden creëren, van het
voeding celebreren en gratificeren. Wij denken
beter te weten en manipuleren genetisch en telen
maïs voor onze biobrandstof. Wij denken er niet aan
een beeld te danken dat de ogen sluit voor onze
blasfemieën.

Een godenbeeld
dat enigmatisch
de handen opent:
een neerwaarts,
een naar boven.
In afwachting van
weet ik welke
metamanna.

De Mayamaïsgod leerde de Maya’s dat ze uit
een maïspapje zijn voortgekomen: een oersoep
van maïs, een oermaïssoep. Dat was belangrijk,
die soep, belangrijk genoeg om een oersoep-
mythe te brouwen. Een oermaïssoepmythe
voor de Maya’s.

Bleef de vraag waarom de bonen en pompoenen –
toch evengoed vruchtbare voortbrengselen
van Mama Aarde? – géén Mayagoden kregen.
Dat is onopgehelderd. Het blijft een mysterie.
Maar met een flinke greep chili komen ze ook
op smaak.


dinsdag 29 oktober 2013

bond en lot 9

009a - J. (196*), scheikundig ingenieur - 130917

13 in z/w 277

Veurne

los ingeslagen 130


14 augustus 2013

De winkel komt langsgereden op de camping. Achter het stuur van zijn bestelwagen die is volgestouwd met elementaire voedingswaren en met het vooraf bestelde brood (alles superduur) zit een vlotte kerel – sportief, getaand – met zijn haar in een paardenstaart. Het type waar vakantie houdende vrouwen van middelbare leeftijd al eens een boon voor durven te hebben. Heel vriendelijk en geduldig wacht hij de aansloffende kampeerders op – de meerderheid van zijn clientèle bestaat uit ouden van dagen, die dus niet meer de fut hebben om helemaal met de auto naar de kruidenier in het 9 kilometer verderop gelegen dorp te tuffen.

Kijk, dat zou ik nog graag doen. Halftijds, welteverstaan, en alleen in de mooie maanden, wanneer deze streek niet in zijn jaarlijkse winterslaap van een halfjaar gedompeld is: rondrijden met zo’n mobiele winkel en oude mensjes in afgelegen boerderijen en op de camping ravitailleren. Het gevoel welgekomen te zijn, goedgemutst en altijd in de openlucht. ’s Ochtends m’n karretje bijvullen en ’s avonds nakijken of alle rekeningen kloppen. Ja, dat zou ik zien zitten. Ik kan mij indenken dat ik zingend alle haarspeldbochten zou negotiëren. En al van een heel eind toeterend mijn komst zou aankondigen, zodat iedereen mooi klaar staat met zijn centjes om zijn bestelde waren in ontvangst te nemen.

*

Wij beleven ondertussen mooie dagen hier, de harmonie is compleet – of toch bijna want ’s nachts worden wij in onze dromen bezocht door onze demonen: blijkbaar wordt de energie die vrijkomt ook besteed aan psychische saneringswerken.

wolken 820-823



wolkenfragmenten uit Leonard Nolens, De vrek van Missenburg

820
(En deze notitie is niets anders dan het afbakenen en uitgraven van de grond waarin de steigers een plaats moeten vinden, geruisloos neerdalend uit de wolken van de geschiedenis.) (81)

821
Sinds ik niet meer drink en de alcohol ook niet meer mis, is alles ietwat rustiger geworden en kan ik dit schrijven, vannacht, in een muisstille straat, in een van leegte gonzend huis, terwijl de volle maan als achter melkglas van wolken naar mij hangt te kijken. (146)

822
Dan kunnen ook tussen die twee weer heel veel stad en mensen en wolken hun gang gaan, weer opgenomen worden in dat oude verbond. (160)

823
Slaap vandaag en morgen maar uit van de oorlogscorrespondent die je was; vlij je languit neer op je belachelijke lauweren, vouw je bezige handen onder je hoofd en kijk naar de belerende, magnifieke vergeefsheid van de voortijlende wolken, de eeuwige drukdoenerij van de Belgische regen, de steeds heviger troostende warmte van de schaarse zon in deze Vlaamse hemel. (174)

wolken 815-819


wolkenfragmenten uit Leonard Nolens, Blijvend vertrek

815
Zijn ogen vullen zich met vertrouwde, maar nooit geziene gezichten en wolkenformaties en bloemen, zijn oren drinken een taal die hij kent en nooit heeft gehoord, zijn neus ruikt het onbestaande. (31)

816
Het oog wordt niet meer heen en weer geslingerd door de aanblik van wispelturig wolkenspel. (60)

817
Depressies worden doorzichtig als een wolkenkaart. (97)

818
Probeer te schrijven zoals een vogel vliegt. Zijn vlucht laat het wolkenwit met rust. (153)

819
Er is slechts leven, leven, altijd leven, een brede stroom waarin een donderwolk de kop opsteekt, een hondenstaart verschijnt, een boomtak of een kinderlip, een zeer oud woord dat zo lang door de golven gaat dat het als nieuw aan de oppervlakte komt. (204)

getekend 114


13 in z/w 276

Brugge, Visartpark

3398

Lignières (F) - 130809

maandag 28 oktober 2013

Curzio Malaparte, Kaputt


Kurt Erich Suckert, zoon van een Duitse vader en een Italiaanse moeder, had tijdens de Tweede Wereldoorlog als officier in het Italiaanse leger de rang van kapitein. In zijn autobiografische roman Kaputt, gepubliceerd onder de nom de plume Curzio Malaparte, staat een portretfoto. Suckert/Malaparte draagt een zwarte stropdas op een zwart hemd.

Kaputt behandelt het tweetal oorlogsjaren, van de zomer van 1941 tot de zomer van 1943, waarin Suckert/Malaparte als oorlogscorrespondent in de Oekraïne, Polen en Finland de oorlogshandelingen – maar toch vooral de gevolgen van de oorlogshandelingen – kon waarnemen, alvorens uiteindelijk, na de val van Mussolini, wanneer dus de kansen van de Asmogendheden al volop aan het keren waren, naar Italië, meerbepaald naar Napels terug te keren: Malaparte woont op een in de zee vooruitstekende rots van het voor Napels gelegen eiland Capri. Zijn zelf ontworpen villa is modernistisch.

Kaputt is een compilatie van verhalen, gevat in zes naar dieren genoemde delen: ‘De paarden’, ‘De ratten’, ‘De honden’, ‘De vogels’, ‘De rendieren’, ‘De vliegen’. Malaparte houdt de verhalen samen door middel van – soms wat geforceerde – verbindingen (aan het eind van verhaal A jankt een hond, wat doet denken aan verhaal B waarin een andere hond een rol speelt), maar ook door middel van herhalingen, ritmes, nauwkeurig uitgezette motieven, wat zijn boek iets zeer muzikaals geeft, als een nauwkeurig bedachte compositie. Zo duiken de vliegen, die in het laatste deel een belangrijke rol spelen als lijken- en kadaverruimers, heus niet pas in dat laatste deel voor het eerst op: Malaparte heeft hun komst zorgvuldig voorbereid door hier en daar in de eerdere delen al eens onnadrukkelijk vliegen aanwezig te laten zijn.

De verhalen passen in een breder kader, maar kunnen op zichzelf functioneren. Met sommige verhalen uit Kaputt is dat zeker het geval. Ik denk aan het verhaal – dat helaas wellicht helemaal geen verhaal is maar bittere werkelijkheid – van de Russische krijgsgevangenen die gesorteerd worden naar hun vermogen om te lezen. Diegenen die kunnen lezen, verbergen dat niet want ze hopen op een beter leven. Ten onrechte: de SS’ers, die deze triage uitvoeren, hebben liever geen ‘intellectuele’ communisten.

Kaputt is, als roman, zelf ook een verhaal, een waarin de hoofdpersoon, dobberend op de ferme golfslag van de Europese storm WO II, aan het eind ánders is dan in het begin. In het begin zien we de ikfiguur, die ‘Malaparte’ heet (hij wordt één enkele keer zo aangesproken: ‘Herr Malaparte’), floreren in het gezelschap van aristocraten en hoge piefen uit het Duitse leger. Zelf een zwarthemd, neemt hij wel enigszins afstand van de ideologie die hij verondersteld wordt te helpen uitdragen en van de oorlogshandelingen die daar het gevolg van zijn. Maar hij doet dat niet genoeg om vrijuit te gaan. Als hij al afstand doet, dan zeker niet uitdrukkelijk, hoogstens ironisch, zich verstoppend achter zijn welbespraaktheid en achter de (schijnbare) ongedwongenheid die gepaard gaat met het copieuze eten en vooral drinken: in die omstandigheden mag een zot al eens de waarheid zeggen, het wordt door de vingers gezien. (We weten natuurlijk niet in hoeverre Malaparte de rol die hij hier speelde achteraf ‘politiek correct’ heeft gemaakt. Toch moet het gezegd: hij is zeker niet mals voor zichzelf.)

Naarmate Malaparte met steeds meer en steeds gruwelijkere gruwelen wordt geconfronteerd, begint hij in te zien dat hij gevangen zit in zijn positie, in zijn uniform, in zijn nationaliteit. Hij kan niet anders dan machteloos toekijken. Zijn wandeling door het getto van Warschau, gechaperonneerd door een SS’er die eruitziet als een 'blonde engel' (lang, beeldschoon, scherp gesneden gelaatstrekken, smetteloos u niform, blauwe ogen die van onder de staalhelm priemen), vormt wat het inzicht betreft in de, zelfs voor een fascist, volkomen onaanvaardbare implicaties van het nazi-racisme, een betreurenswaardig dieptepunt. En wat doet Malaparte? Hij stelt vast: ‘Het was afschuwelijk om niets te kunnen doen.’ Maar hij schrijft het wel allemaal op en daarmee heeft hij toch veel wiedergutgemacht.

Zo wordt Kaputt uiteindelijk (publicatiedatum 1944, Italië is ‘bevrijd’) een forse aanklacht tegen de oorlog. Of juister, tegen de aard van het beest dat oorlogvoert. Paarden, ratten, honden, vogels, rendieren en vliegen, ja, maar toch bovenal: mensen – en in het rijtje komt de mens er zeker niet als fraaiste uit. ‘Als deze oorlog doorgaat, worden we allemaal als wilde beesten.’ Je kunt van de Tweede Wereldoorlog en de graad van onmenselijkheid die erin werd bereikt veel zeggen, maar niet dat er geen einde aan is gekomen. Er zijn grenzen in overschreden en een oude wereld van gratie, harmonie en voortreffelijkheid (maar ook veel hypocrisie en sociale ongelijkheid natuurlijk) is tenondergegaan, en het is zeker zo dat door het opbod van geweld en wraak iedereen wreed geworden is en daarover beschaamd moet zijn – maar er is misschien toch nog hoop op beterschap. Tussen de puinhopen van Napels wordt, in het laatste hoofdstuk, een begin gemaakt met een nieuwe vormelijkheid waarmee de naakte mens zich opnieuw wil bedekken. Dat heet: beschaving.

*

Kaputt is een onvergetelijk boek. U weet vast al heel veel over de oorlog, maar vanuit dit standpunt hebt u hem nog nooit beleefd: het standpunt van de zich tegen de macht aanschurkende, machteloze medeplichtige. Sommige beelden zullen u altijd bijblijven, ze zijn onontkoombaar. Met Kaputt toont Malaparte de kracht van literatuur aan: de waarheid vertellen met verzinsels; esthetiek in dienst van een hogere moraliteit.

Esthetiek, ja, want dat is Malaparte zeer zeker: een estheet. Kleuren en geuren zijn in dit boek zeer nadrukkelijk aanwezig. En geluiden. Zelden een zo zintuiglijk boek gelezen. Soms krult hij zijn rozige en lichtgroene zinnen iets te nadrukkelijk om de drek van de oorlog heen: esthetiseren kan in de schaduw van het onuitsprekelijke pijnlijk worden. Soms vertrouwt hij te zeer, pijnlijk zeer, op de kracht van het contrast om zijn waarheid (die grauw en bruin en zwart is, en rood van het bloed) beter te doen uitkomen.


*

Wat is dan die waarheid? Dat wordt duidelijk in het laatste deel waarin Malaparte zijn terugkeer in het platgebombardeerde Napels beschrijft. De stad ligt in puin, overal liggen de ontbindende lijken en kadavers te stinken, de vliegen doen zich eraan te goed. Maar het leven gaat door. Overblijvers struinen het puin af op zoek naar iets bruikbaars, naar voedsel, naar water. Opeens bereikt vanuit de kathedraal een gerucht het in de catacombes ondergedoken volk. Hier wordt duidelijk dat de kracht van het bloed, de kracht van het geloof in een levensenergie, de kracht van het geloof tout court de mens op de been houdt zodat hij ook na de gruwel kan voortleven. Kaputt, een woord dat volgens een bepaalde etymologie niet alleen ‘stuk’ betekent of ‘in gruzelementen’ maar ook ‘offer’, wordt op die manier niet alleen een anti-oorlogsroman maar ook een pleidooi voor het leven, ondanks alles, omdat er niets anders is.

3397

Chaource (F) - 130809

zondag 27 oktober 2013

reactie


Pascal wees gegroet!

Even een citaat:
"28. Doden rijmt meedogenloos op joden."
Wat moet ik er nu mee?
Waarom deed je mij pijn?
Doet me denken aan het verhaal over dat wet die ze op Kreta uitvaardigden om alle joden boven de twintig af te maken, en ook de barbieren,de haarknippers.
De eerste vraag die opkwam was: waarom nu ook juist de coiffeurs....
Alsof ik een mijn volksgenoten vogelvrij zijn...Dank je.

Bernard oftewel de maharal

p.s.

ik geniet uiterst van je blog, geeft mijn een oog meer aan de Westhoek. merci.



@ Bernard
Ik denk niet dat je mijn citaat antisemitisch moet interpreteren. Het is zeker niet zo bedoeld.
Beste groet,
Pascal

13 in z/w 275

Brussel, Centraal Station

doordeweekse zinnen 27-43


131020

27. Een hevige plensbui wordt soms omschreven als antediluviaal en inderdaad – in dat woord hoor je het pluviale al mee opspatten.

28. Doden rijmt meedogenloos op joden.

29. Misschien klink ik betuttelend, zegt S., maar het Journaal zou veel didactischer moeten zijn.

30. Nu weet ik niet of het een belediging is of een compliment om door Dirk van Bastelaere met Pippi Langkous te worden vergeleken.

31. Als het niet meer gaat om te reizen, trek er dan de stekker maar uit.

131021

32. Als dat geen sensationeel nieuws is: 85 procent van de Belgische journalisten vindt dat het sensatiegehalte van het nieuws de afgelopen vijf jaar is toegenomen.

33. Ik heb nu al drie dode facebookvrienden (waarvan ik zeker weet dat ze dood zijn).

131022

34. Ge kunt niet tegelijkertijd bij uw jenever aan de toog van de Mok staan en willen touren in Amerika.

35. Sommigen hebben een externe vijand nodig.

131023

36. Je ziet, nadat je zelf onwillekeurig en onbedachtzaam en zonder dat zij het merkte je blik over de lijnen van haar lichaam hebt laten glijden, hoe de vrouw afwijzend en misprijzend reageert op een andere man die, op zijn beurt maar dan veel onbeschaamder, haar malse en slanke leest in zich heeft opgenomen, zo nadrukkelijk dat zijn blik als een fysieke aanraking wordt die zij niet anders kan dan voelen: het is een blik die onzuiver is, een die vuil maakt.

37. De vedette uit Zweden met de Slavisch klinkende naam neemt arrogant en superieur, alsof het niets inhoudt, de bal vol op de slof en ziet de curve die hij daarmee trekt verdwijnen in de linker winkelhaak, buiten bereik van de pro forma nog even nazwevende keeper.

38. ‘Niet kwaad maar woedend’, dat hoor ik altijd graag want het wijst op de aanwezigheid van doordachte en oprechte standpunten.

131024

39. Niets mannelijks is mij vreemd.

40. Er viel al theelicht uit het schuilhok waarin het daklozenkoppel nu al een paar weken woont, maar voor de penetrant-zoete cannabisgeur die ik gisterenavond waarnam toen ik er passeerde, was het vandaag kennelijk nog te vroeg.

131025

41. Nog zeer jonge schoolkinderen met fluohesjes stappen vrolijk zwaaiend met tricolore vlaggetjes naar de binnenstad: de koning doet vandaag zijn blijde intrede.

131026

42. Laten we nu maar eerst met z'n allen de rotzooi in Fukushima gaan opruimen.

43. De foto’s ‘Ma in de sneeuw’, ‘Ma en pa op de reling’, ‘Ma met vrienden in de Pannestraat’ en nog een aantal andere waarop ‘ma’ figureerde, al dan niet in het gezelschap van anderen, werden geprojecteerd op het witte muurvlak boven het tafeltje met bloemen waartussen, in een urne, de as van ‘ma’ was opgeborgen.

3396

Tussen Arras en Reims - 130809

wolken 812-814



wolkenfragmenten uit Leonard Nolens, Stukken van mensen

812
Aangekomen in Edegem, tracht ik me vol te laten stromen met wolken en gezichten, met de bloeiende forsythia’s en de stilte van de Lentelei. (100)

813
Licht bewolkte volle maan in een aura van geel, purper en blauw. Hoe graag zou ik willen weten wat die maan met ons doet. Ons bewustzijn is geneigd zich los te zien van alle kosmische invloeden en zoekt de verklaring van zoveel kwalen en verlangens in het psychische alleen, in de relaties met de anderen, in het lichaam, los van zijn natuurlijke omgeving. Zijn er tijden geweest waarin de mens met een geoefende blik de stand van de sterren, van zon en maan, en de configuratie van wolkenvelden bestudeerde met het oog op een grondiger zelfkennis? (133)

814
Wolken, hemelazuur, zacht licht en rollende bladeren doen je ogen en oren pijn. (165)

wolken 811



wolkenfragment uit Roland Barthes, Rouwdagboek

811
Droefgeestige avond in Gabès (wind, donkere wolken, armetierige bungalows, folkloristische voorstelling in de bar van hotel Chems): nergens kan ik nog in gedachten een wijkplaats vinden: noch in Parijs, noch op reis. (72)

wolken 809-810


wolkenfragmenten uit Louis-Jean Calvet, Roland Barthes. Een biografie

809
’s Avonds ook gebeurt het soms dat, zelfs bij mooi weer, dreigende wolken door alle bergspleten naar buiten kruipen en langzaam het dal vullen, of juist uit het dal opstijgen en het besluit lijken te nemen om uitgerekend onder aan de Crolles-piek boven het sanatorium te blijven hangen. (57)

810
Buffet, schrijft hij, is het slachtoffer geworden van een mythe – hoog is onmenselijk – en van het vooroordeel dat je in Belleville gelukkiger bent dan in Manhattan; hij heeft New York willen zien als een stad van wolkenkrabbers waarin mensen een ongelukkig leven leiden. (135)

zaterdag 26 oktober 2013

13 in z/w 274

Brussel, Koloniënstraat

los ingeslagen 129


13 augustus 2013

Een van de boeken die ik mee heb genomen om hier te lezen is van Ton Lemaire, en dat helpt misschien wel om open te staan voor de kennismaking met yogameester M. Omdat ze allebei de ascese huldigen en er ook zo uitzien: zowel Lemaire op de flapfoto van mijn boek als M. hier zijn graatmager en behoorlijk scherp in het aangezicht. Maar goed, eigenlijk is deze gelijkenis tussen beide personen niet zo relevant. Hoewel, ze zullen wel heel wat opvattingen delen, denk ik zo.

M. heeft een yoga-adviespraktijk in Amsterdam. Hij behoort, in de glacière-kwestie, tot de groep der traditionalisten: voor hem liever geen wifi op de camping want dat hij hier niet aan allerlei naar zijn overtuiging kwalijke stralingen wordt blootgesteld is nu net een van de redenen waarom hij hierheen komt.

M. stapt trager dan de meesten hier. Hij praat in elk geval langzamer. En hij laat al eens een stilte vallen, waarin hij ons van achter zijn uilenbrilletje monsterend aanstaart. Een beetje freaky, maar zeker ook heel erg vriendelijk. Hij luistert naar wat je zegt, hij legt uit wat hij doet als je ernaar informeert. Het heeft met het lichaam te maken, en met de aarde. Of de Aarde, met hoofdletter. Hoe we daarin geworteld zijn. En hoe komen we daar achter? Door naar je organen te luisteren, zegt M. nadrukkelijk. Er valt tussen elk woord bijna een hele pauze: ‘Je moet naar je organen luisteren.’ Hoe je dat precies moet doen, en wat je dan hoort – daar hebben we geen tijd voor. Maar het klinkt wel goed natuurlijk. M. werkt met sessies van anderhalf uur, hij stelt vragen en luistert naar wat de mensen die bij hem komen hem vertellen. (Hij vermijdt de woorden cliënt en patiënt.) Zij moeten het probleem formuleren, en die formulering bestaat dikwijls uit het stellen van de juiste vragen. ’t Is geen psychoanalyse en ook geen esoterie. Het zijn Chinese yogatechnieken die M. beoefent. Ik kan niet anders dan er respect voor opbrengen: M. ziet me er gezond en evenwichtig uit. Als hij overdag over de camping schrijdt, heeft hij altijd een hoedje op. Ik begrijp niet hoe mensen hier zonder hun hoofd te bedekken kunnen gaan wandelen, zegt hij. En gelijk heeft hij want de zon geeft van jetje.

Toeval of niet, M. is niet de eerste die ons aanspoort om naar onze lichamen te luisteren. J. vond gisteren dat we bij te grote hitte waren gaan fietsen. Wees toch maar voorzichtig, zei hij, en: ‘Je moet naar je lichaam luisteren. Ik zou jullie graag hier volgend jaar terugzien.’ J. is 82.

Ik vraag M. ’s avonds in de schuur hoe hij tot die yoga is gekomen. Hij weet het niet zo goed. Het is er altijd al geweest. Dat  ben ik niet geneigd te geloven. Kun je niet ergens een moment aanwijzen? Gôh, dat moet zo rond mijn dertien, veertien jaar zijn geweest. Maar hoe kwam het?

Enfin, ik blijf doorvragen want het interesseert me en bovendien krijg je mensen pas echt aan de praat als je vragen stelt. En praten moet je op een camping anders loop je als doofstommen langs elkaar heen en dat kan toch ook niet de bedoeling zijn.

M., hoe oud was je in 1968? Ik sla de nagel op de kop. Blijkt dat M. in 1968 veertien was. En dan komt hij los. Ja, inderdaad, er waarde in die dagen van alles rond in Amsterdam, en hij absorbeerde gulzig: hij zat in zijn vormbare jaren. Hippiegedachtegoed (men noemde het nog geen new age), allerlei experimenten. Daar is het begonnen. Hesse? Ja, Hesse ook, ja. Ik vertel M. over mijn onderscheid tussen ‘immanente’ en ‘transcendente’ transcendentie. Hij ziet er wel iets in. S. is ondertussen met haar Franse campingvrienden verwikkeld in een spelletje letterrummikub. We worden uiteindelijk verjaagd door de dochter van de campinguitbaatster die het aanlegt met een jongeman die het nodig vindt om in het Engels op te scheppen over de winden die hij laat: I just farted. It smells like flowers. Uitgerekend nu we hier rustig zitten te kletsen beginnen ze te pingpongen.

facebookbericht 442


Badkuip met afrikaantjes
Bij een foto van Didier Van de Steene

© Didier Van de Steene

Een wonder van een achtertuin. Degelijk-Vlaamse koterij.
Van de badkuip met de afrikaantjes vier leeuwenpoten
gevat in beton. Uiterst rechts
een zinloos hek, open en rood.
‘In de badkuip van het leven zijn wij de kraan (volkswijsheid).’
Beste Didier, ik voel mij soms meer de afvoer, maar soit.
Twee vinden dat leuk.
Of het stopsel. Nog één.
Een wit bloemenbad met klompvoeten. Tot daar aan toe.
Maar  wat is de functie van dat openstaande dageraadhek?
(In de linker benedenhoek
een zon met zonnestralen.)
Ook de haan op het golfplaatdak is mij niet ontgaan.
En het bizar geritmeerde tralies voor het rechterraam.

Op eigen kracht kan dat bad natuurlijk niet weglopen,
pootjes of niet.
Maar nu zal het zeker niet meer lukken. Het disproportionele
van die klompen, het onbeholpene. En het hek dat openstaat.
Vergeefs. Ach.

3395

Tante X. - 130803

vrijdag 25 oktober 2013

facebookbericht 441


Links nationalisme? Oké, als het gaat over het bestrijden van sociaal onrecht. In Vlaanderen was er voor een links nationalisme plaats tot pakweg de jaren zestig. Vanaf dan is het economisch evenwicht in België gekanteld. Het nationalisme dat we nu kennen is er een dat opkomt voor het behoud van de verworven voorsprong. Het is allesbehalve solidair en wil dat ook niet zijn. Wie het hart op de juiste plaats draagt en dus links is, kan geen nationalist zijn in Vlaanderen.

13 in z/w 273


13 in z/w 272

Brussel, Hortawandeling

13 in z/w 271

Gent, Sint-Niklaaskerk

reactie


Vreemde foto: alles lijkt in beweging. En toch is er 'dood'.
C.M.


los ingeslagen 128


12 augustus 2013

De koelbox die we van V. hebben meegekregen veroorzaakt op de camping een querelle des anciens et des modernes. Ik dacht er goed aan te doen om de box een tijdje te laten draaien op de door zonnekracht aangedreven voeding van de campingschuur maar dat was geen goed idee. Na een halfuur, zo vernamen wij, zat de hele schuur en al wie op het circuit dat de schuur van elektriciteit voorziet aangesloten was zonder elektriciteit. Een mens moet niet speciaal wetenschappelijk zijn ingesteld om box en panne in een causaal verband aan elkaar te koppelen.

Dat was wat A. deed – en ik wist dat hij gelijk had.

Maar H. dacht er anders over. We zijn sinds een paar jaar, sinds 2009 om precies te zijn, de eerste keer dat we hier kwamen, in een zeer vriendschappelijke band met H. en zijn vrouw J. verwikkeld. Dat hebben we te danken aan het feit dat zowel H. als S. bijna alle chansonteksten van Georges Brassens uit het hoofd kennen, wat hen de eerste keer dat ze elkaar zagen toeliet om deze teksten samen te zingen – en samenzang brengt, dat is algemeen gekend (al wordt het nog maar zelden getoetst), mensen nader tot elkaar. H. was niet geneigd om A. bij te treden in zijn – alles bij elkaar niet onredelijke – overtuiging dat de koelbox, die ik op het zonnenet had aangesloten, verantwoordelijk was voor de panne. Ce n’est pas la glacière, sprak H. ferm. A. pruttelde tegen, in die mate dat H., die niet van plan leek te verzaken aan zijn onvoorwaardelijke, door Georges – les copains d’abord – Brassens geïnspireerde kameraadschap met S., die via mij ook met de koelbox te maken had, zich genoodzaakt zag om enkele minder redelijke argumenten boven te halen, om daar dan weer een cultuurhistorisch discours aan vast te knopen. Het waren alle smartphones die moesten worden opgeladen, en de laptops, en de iPads en de iPods… (H. sprak die blitse nieuwe woorden met hoorbare minachting uit.) Sinds iedereen met dergelijke toestellen kwam aanzetten, was het altijd wat geweest met de elektriciteit. En het oplaadvermogen van de zonnecellen was niet onbeperkt. De glacière kon hoogstens de druppel zijn geweest die de emmer had doen overlopen. Maar eer de emmer kan overlopen, moet hij eerst gevuld zijn – en dat konden alleen al die overbodige (dixit H.) apparaten hebben bewerkstelligd.

 ‘Overbodig?’ (A.)

En dan steekt H. van wal. Het internet verziekt de authentieke sfeer van de camping. Vroeger kwamen de mensen naar hier om precies aan al die ongein te ontsnappen (zijn Franse bewoordingen zijn minder verfijnd dan het Nederlands waarin ik ze hier omzet). Maar nu, ze kunnen geen dag, wat zeg ik, geen uur zonder. Om de haverklap checken of er nieuws is van het thuisfront. Terwijl het hier nu net om de stilte en de rust gaat. Het is de wifi die alle energie opsoupeert!

Wifi. In H.’s mond.

A. gaat nog even voorbij aan de cultuurfilosofische richting die H. is ingeslagen en poneert een laatste keer zijn stelling: ‘H., denk je nu echt dat er geen verband bestaat tussen box en panne?’

H., niet zonder agressiviteit: ‘A., tu me sembles sceptique’, waarbij hij met zuiders accent het laatste woord een derde lettergreep meegeeft: -que.

A. doet er het zwijgen toe.

En dan gaat het gesprek over Raymond, de kreupele zwembadmeester die drie jaar geleden na een derde rondje pastis met vrienden op een oververhit terras in Saint-Affrique had moeten blazen en tijdelijk zijn rijbewijs was kwijtgespeeld. De man, toen al tachtig, was erdoor geknakt en was nooit meer teruggekeerd naar de camping. Bij gebrek aan een nieuwe zwembadmeester had de raad van bestuur hem vervangen. Door een robot. Die men, uit piëteit of uit spotzucht, dat viel niet meteen uit te maken, ook Raymond was gaan noemen.

M. komt langs en die meent het ook over de elektriciteitspanne te moeten hebben. Het hele verhaal van de glacière komt andermaal boven. De druppel, de emmer. De argumenten, redelijke zowel als onredelijke. De authentieke, ‘ware’ geest (le vrai esprit) van de camping. En zo wordt dit een Pagnoleske avond, met een verhaal à la Manon des Sources, met een strijd tussen traditionelen en modernen: zij die de camping de 21ste eeuw willen binnenloodsen en zij die gehecht blijven aan de jaren zestig, toen dit oord midden in de natuur werd voorbestemd om door mensen die rust en vriendschap zochten te worden bevolkt.

Ik hield me bij dit alles gedeisd, heel goed beseffende dat A. gelijk had en niet H.: het was wel degelijk de glacière, en dus ik, die de panne had veroorzaakt. (De volgende dag, toen ik A. in het sanitair zag en hem vroeg hoe het nu zat met de elektriciteit, zei hij: ‘Tu as eu peur, hein?’, hetgeen ik niet kon ontkennen.)

Toen we dan eindelijk opstapten, probeerde ik nog een grapje uit: we zouden kunnen overwegen om de volgende keer dat we gingen fietsen in plaats van de bergen in de omtrek te trotseren, onze fietsen aan te sluiten op een dynamo ten einde op die manier genoeg elektriciteit op te wekken opdat iedereen zonder probleem zijn portables en digitale apparatuur van stroom kon voorzien. Met deze witz werd de toch wel wat verhitte sfeer alsnog enigszins ontmijnd.

3394

Koksijde, funerarium - 130803

donderdag 24 oktober 2013

facebookbericht 440


A., ik moet je tegenspreken. Niet zijn tweede maar zijn derde doelpunt is het mooiste. Bij het schot zie je dat hij weet dat die bal er in gaat. Bij dat hakje, hoe mooi en 'geniaal' het op zich ook moge zijn, zie je dat hij hoopt dat de bal er in gaat, daar heeft hij nog niet alles zelf in handen. Dat is het verschil. En bovendien: dertig meter is dertig meter. Je moet al goed kunnen sjotten om van op die afstand een bal buiten het bereik van de keeper te plaatsen. Afgezien daarvan is élke goal tegen Anderlecht natuurlijk een mooie goal! Allez, toch voor de Clubsupporter die ik nog altijd een beetje ben. Ik vond het wel mooi dat de supporters een open doekje gaven. Dat was heel sportief. Ik had zelfs de indruk dat het niet veel scheelde of de Anderlechtspelers begonnen te applaudisseren. Maar dat zou natuurlijk helemààl treurig zijn geweest.

3393

Watou - 130802

woensdag 23 oktober 2013

13 in z/w 270

Westkapelle

mijn woordenboek 365


ARCHITECTUUR


Van Morandi begreep ik pas iets toen iemand mij erop wees dat de ruimte tussen de potjes en flessen even belangrijk is als die potjes en flessen zelf. Het begon mij te dagen wat poëzie ook kon zijn toen iemand erin slaagde me duidelijk te maken dat bij de lectuur ervan de witruimte op het blad zeker niet over het hoofd mag worden gezien. Romans begon ik pas echt te appreciëren – of dan toch goede romans – toen ik begon te beseffen dat niet inhoud en verhaal maar wel structuur en constructie de belangrijkste elementen zijn, en natuurlijk de muziek die een goede schriftuur in zich hoort te dragen. En zo leerde G.D. mij wat architectuur eigenlijk is: geen aaneenschakeling van functioneel te definiëren ruimten en met het oog daarop aangepaste materialen en technieken maar vooral de beleving van diegene die deze ruimten betreedt. Architectuur is veel meer dan een esthetisch te beoordelen volume of een kunstige manier om materialen te kiezen en te schikken en aaneen te klitten – architectuur is ook een existentiële, emotionele aangelegenheid. Zo is Poelaerts Justitiepaleis in Brussel vast en zeker een monstrueus gedrocht, maar tegelijk is het ook een zeer efficiënte imponeringsmachine, terwijl de kathedraal van Beauvais als gebouw een glorieuze mislukking is maar tegelijk toch ook een geweldige metafoor voor een immer tekortschietend streven naar transcendentie.

3392

Brugge, Noordzandstraat - 130731

dinsdag 22 oktober 2013

13 in z/w 269

Brugge, Buiten Boeverievest

3391

Brugge, Geldmuntstraat - 130731

maandag 21 oktober 2013

facebookbericht 439


En vandaag hoor je van die schrijver. Plots staan er twee jaartallen achter zijn naam, tussen twee haakjes en met een streepje tussen. En dat streepje overbrugt amper 35 jaar.

los ingeslagen 126


12 augustus 2013

In Ceilhes staat het huis dat drie jaar geleden te koop stond en dat toen mijn aandacht trok, nog altijd te koop. De op het houten bordje geschilderde cijfers van het telefoonnummer dat je naar de verkoper moet leiden, zijn al bijna helemaal afgeschilferd. Toen droomde ik nog even – nu niet meer. Paradoxaal genoeg maakt de ontvolking van de dorpen en kleine steden in Frankrijk de gedachte om er iets te kopen onaantrekkelijk. Waarmee een vicieuze cirkel is opgezet.

Zelfde thema in Fondamente, waar we uitgehongerd de pizzeria naast hôtel-restaurant Chez Baldi binnenvallen. Ik vraag de uitermate vriendelijke uitbaatster of ze het redt. Ze verzekert ons dat de zaken goed marcheren, maar echt overtuigend klinkt het toch niet. Bovendien sluit ze al in november en ze overweegt dat dit jaar al in oktober te doen. Dan gaat ze pas in maart opnieuw open. En wat gebeurt hier ’s winters? ‘Pendant l’hiver c’est mort ici.’ Nóg doder.

13 in z/w 268

Sint-Michiels, achterkant Station Brugge

13 in z/w 267

Sint-Andries

wolken 787-808



wolkenfragmenten uit Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis

787
De mensen vlogen voorbij en de huizen en de straten en de pleinen en de zeewind en de duinen en de boulevards en zelfs de wolken in de lucht. (13)

788
Zowel op de binnenplaatsen als op straat heerst een stilte die zo zwart en wijd is dat je het geluid kunt horen van de laaghangende wolken die tussen de daken voorbij zeilen en de toppen van de cipressen betasten. (44)

789
Wolken, regen en herfstige kou
bewenen de onschuld van mijn jeugd.

Maar doorgaans werd hij niet omhuld door wolken, regen en herfstige kou (…) (140)

790
En soms keek hij somber, het babyroze was vervaagd, als de zon waar de wolken voor schoven op een herfstdag (…) (188)

791
Ik weet nog hoe op winterdagen, als alles bedekt was met witte sneeuw, de zwarte balken van het verbrande huisje zich als het ware verhieven uit de sneeuw en als beroete vingers wezen naar de wolken en naar het bos. (263-264)

792
En dat meisje dat zo op een jongen leek, stond daar zomaar midden in het veld, omgeven door groen en door witte schapen, in de lucht waren een paar van die lichte wolkjes en in de verte zag je een stukje bos. (287)

793
Elke keer dat ik terugdenk aan dat protserige schilderij, elke keer als ik een schilderij zie met drie onderrokken en veerwolken, zie ik meteen schorpioenen voor me die mijn zus verslinden en dan begin ik te huilen. (288)

794
Op een ochtend in alle vroegte, ik kan je zelfs de precieze datum en tijd zeggen, het was precies drie dagen voor het eind van 1938, 28 december 1938, vlak na Chanoeka, het was toevallig een heel heldere, bijna wolkeloze dag, om zes uur ’s ochtends was ik al warm aangekleed, een trui en een jasje, en ik klom op het dek en keek naar de grijze wolkenband voor me. Ik keek er misschien een uur naar en zag alleen een paar meeuwen. En plotseling, bijna van het ene moment op het andere, verscheen boven de wolkenband de winterzon en eronder kwam de stad Tel Aviv te voorschijn (…) (304)

795
Ze was misschien pas in de derde maand, maar haar wangen leken een beetje ingevallen, haar lippen waren bleek en haar voorhoofd leek wel bewolkt. (306)

796
Er zijn drie vederwolken en twee donkere vogels. De zon is al ondergegaan achter de muren van de Schnellerkazerne, maar de hemel laat de zon nog niet los, hij grijpt zich met zijn nagels aan haar vast, net zolang totdat hij erin geslaagd is de sleep van haar veelkleurige gewaad los te scheuren en nu past hij zijn buit, waarbij hij de vederwolken als paspoppen gebruikt, trekt licht aan als een mantel, en trekt het uit, en kijkt hoe de halsketting van groene schitteringen hem staat, en het veelkleurige kleed met zijn oranje gloed met een blauwpaarse stralenkrans, en hoe enkele breekbare zilveren stroken krullen over hun hele lengte, trillend als de gebroken lijnen die gevormd worden door een snelle school vissen onder water. (379)

797
En soms was het tijd, de klas van juffrouw-Isabella was allang naar huis, de vrijgelaten katten hadden zich verspreid over het hele huis en de trap en de tuin, alleen wij schenen vergeten te zijn onder de vleugels van juffrouw-Zelda’s verhalen, voorovergebogen over onze tafeltjes om geen woord te missen, totdat een van de ongeruste moeders met haar schort nog om bij de voordeur kwam staan, haar handen in haar zij, en wachtte, eerst ongeduldig, en vervolgens met verbazing, die langzaam veranderde in nieuwsgierigheid, alsof ze daar ter plekke ook weer een klein meisje vol verwondering werd, dat zich met ons allemaal inspande om niet te missen wat er aan het eind van het verhaal zou gebeuren met de verdwaalde wolk, de wolk van wie niemand hield en wiens mantel aan de stralen van de gouden ster was blijven hangen. (434-435)

798
Hier en daar slaagt een scherpe naald van licht erin even door de wolken te dringen en de zee aan te raken. (462)

799
Door het woeden van de maartwind
zeilen wolken langs berg en dal.

Amos Oz citeert Natan Alterman. (522)

800
De stichting van de staat Israël zagen ze als een vingerwijzing Gods (tante Rauha zei in haar Bijbelse taal met haar grindachtige Finse accent: ‘Het is als de verschijning van de boog in de wolken na de zondvloed.’ (…) (568)

801
Hier en nu in Arad op een herfstdag om half zeven ’s ochtends zie ik plotseling haarscherp mezelf en mijn vriend Lolik voorbijlopen in de Jaffastraat bij het Zionplein, midden op een bewolkte dag in de winter van 1950 of 1951 (…) (606)

802
Maar omdat er toen nog geen televisie was, sprak het voor mij vanzelf dat de vader van de natie een reus was die met zijn hoofd in de wolken liep. (657)

803
De ogen van Ben Goerion, die opeens van bewolkt grijs veranderd waren in helderblauw, dwaalden over me heen en onderzochten me ongemanierd van top tot teen, alsof hij me betastte met zijn vingers. (661)

804
Ze zat weer hele dagen in de stoel bij het raam en telde de vogels of de wolken. (665)

805
Ik wilde een wolk zijn. (696)

806
Ook nu was er een angstig moment: om twee of drie uur werd ik in paniek wakker, doordat het in het maanlicht plotseling leek alsof papa’s bed leeg was en hijzelf stilletjes een stoel naar zich toe had getrokken en hij in die stoel de hele nacht bij het raam zat, onbeweeglijk, met wijd open ogen, terwijl hij onafgebroken naar de maan keek of de passerende wolken telde. (708)

807
Mijn vader zat ’s nachts niet in een stoel voor het raam en zat niet te staren naar de wolkenflarden of naar de maan. (780)

808
Maar omdat we nu allebei een verstopte neus en tranende ogen hadden en moesten hoesten, en omdat het buiten pijpenstelen regende en de wolken zo laag hingen dat ze zich tussen de huizen drongen, besloten mijn vader en ik dat we beter thuis konden blijven. Doordat het zo bewolkt was, moesten we al om vier uur het licht aandoen. (787)

wolken 783-786



wolkenfragmenten uit Ton Lemaire, De val van Prometheus

783
De ecologische aftakeling van de planeet gaat gestaag door en de toekomst van de global village die we bewonen – en die trouwens geen dorp maar vooral één gigantische megapolis aan het worden is – wordt door donkere wolken overschaduwd, waarvan de economische crisis niet de enige is. (12)

784
We weten hoe menselijke constructies in omvang sterk zijn toegenomen, van de tijdelijke, in enkele uren opgetrokken windschermen en hutten naar stenen huizen, paleizen, stadions en wolkenkrabbers. (167)

785
Intussen worden ook elders op de wereld torenhoge wolkenkrabbers opgericht, vooral in Zuidoost-Azië (Taipeh, Tokio, Kuala Lumpur) – als demonstratie van de macht van de ‘Aziatische draken’ –, gebouwen die de hoogste van de wereld zullen worden, tot circa 800 meter. (169)

786
In sommige landen (Zuidoost-Azië, Arabisch schiereiland) worden splinternieuwe steden uit de grond gestampt, compleet met hoge wolkenkrabbers. (174)

driekleur 132


Tatiana legde de twee kleintjes uit wat het verschil was tussen een vliegtuig en een vogel, en vertelde over het leven van mussen, zwartkopjes en roodborstjes, over de verrichtingen van beroemde vliegers. En elke dag zette ze opgezette vogeltjes op de meubels, hing kleine rood en blauw gelakte blikken vliegtuigjes aan het plafond, spijkerde houten kooitjes aan de muur met vrolijk kwetterende goudgele kanaries erin.

Curzio Malaparte, Kaputt, 370

3390

Brugge, Rozendal - 130731

zondag 20 oktober 2013

reactie


Subliem onder woorden gebracht. Opsteker: ik las "jurist-boekhoudkundige met een modieuze bril op de neus die zich op tijd en STONED in een blitse kar naar een verkaveling rept". Het had gekund.

A.C.

doordeweekse zinnen 14-26


131013

14. Het overkomt me steeds vaker op teksten te stuiten die ik goed vind en ze pas daarna te herkennen als teksten die ik zelf geschreven heb.

15. Telkens ik voorbij zijn woning fiets, denk ik aan de dichter van koldereske epitafen.

131014

16. De taart is even lekker als gisteren maar smaakt niet half zo goed.

17. Nu moet ik ook nog een boek van Julian Stryjkowski lezen!

131015

18. Het kan gebeuren dat we het deksel op de neus krijgen.

131016

19. Gefrustreerd zijn in je arbeid is erg, maar gefrustreerd zijn in je arbeid als je op de federale
overheidsdienst Ontwikkelingssamenwerking werkt, lijkt me dubbel erg.

20. Ik durf er niet aan te denken wat er gebeurt met alle dertig overbodig door de rekenmachine in mijn computer gegenereerde cijfers na de komma nadat ik het resultaat van mijn berekening heb afgerond.

21. Laat ons maar traag zijn.

22. De deurwaarder en de waard konden niet samen door de deur.

131017

23. Indien er een mevrouw Rita Van Deungenen aanwezig is op de trein: gelieve u te melden bij de treinchef.

24. Mijn leven is door en door taal, getaald, vertaald – en kijk, nu merk ik dat de dagboeken van Nolens in mijn vingeren zinderen.

131018

25. Wat is erger dan een levercrisis tijdens een oenologische reis langs de Loire?

131019

26. In een antediluviale stortbui begeven we ons naar de cinema.

mijn woordenboek 363


ARCHITECT

Enkel wie bereid is rekening te houden met de menselijke psychologie, het klimaat, de plaatselijke tradities, ambachtelijkheid, de beschikbare excellente grondstoffen, de ecologie, het landschap en over al die zaken het nodige weet; enkel wie bereid is zich te verdiepen in politiek, ideologie, mens- en wereldbeelden, filosofie, kunst, literatuur, geschiedenis, kunstgeschiedenis; enkel wie benul heeft van vormgeving, compositie, harmonie, kleurzetting; enkel wie zich bewust is van de impact van bouwkundige ingrepen op de omgeving en op de mensen die er gebruik van maken – enkel diegenen die aan al deze voorwaarden voldoen, en die daarenboven ook ‘met vrucht’ een gepaste opleiding hebben voltooid en stage heeft gelopen bij een leermeester die al ruimschoots heeft bewezen al zijn (of haar) kennis, vaardigheden, vermogens en kwaliteiten in de praktijk te kunnen omzetten, dat wil zeggen in de verwezenlijking van een bouwwerk dat past in de omgeving, dat rekening houdt met het milieu en dat de mensen die er gebruik van maken gelukkig maakt – enkel zo iemand zou zich architect mogen noemen.

Helaas is een architect tegenwoordig al te vaak een obligaat in het zwart geklede techneut annex jurist-boekhoudkundige met een modieuze bril op de neus die zich op tijd en stond in een blitse kar naar een verkaveling rept om daar met min of meer malafide aannemers of inderhaast uit een of ander Oosten hierheen geïmporteerde loonslaven te negotiëren over de manier waarop middelmatige grondstoffen kunnen worden gebruikt om een middelmatig bouwsel op zulkdanige wijze neer te poten dat de verzakking of instorting toch minstens een generatie op zich laat wachten.

driekleur 131


Ze kwamen dravend voorbij, met die strakke argwanende-hondendraf, her en der hun kop draaiend, met hun bek open en met rode glinsterende ogen, en nu en dan bleven ze stilstaan, klaaglijk blaffend naar de maan. Die geel, vol en klam van het zweet langzaam aan de zuivere hemel steeg in de rozige kleur van kindernageltjes en met een delicaat, zacht licht de verwoeste, verlaten dorpen, de wegen en de met lijken bezaaide velden en in de verte de witte stad bescheen, die met een zwarte vleugel van rook overdekt was.


Curzio Malaparte, Kaputt, 318-319

3389

Sijsele - 130729

zaterdag 19 oktober 2013

los ingeslagen 125


10 augustus 2013

Vandaag houden we halt in Saugues. Er is net een ‘festival Celtique’ aan de gang en om die reden vrezen we eerst dat er geen plaats meer zal zijn in een van beide hotels die het stadje rijk is (of: die in het stadje nog zijn overgebleven). Maar dat is dus niet zo want in het nogal elementaire Hôtel des Tours Neuves vinden we voor 39 euro een kamer en omdat het feest is, wordt het bedrag afgerond naar 30 euro. Het comfort is er dan ook naar (schots en scheve vloeren, wc en badkamer op de gang en op de kamer een televisie die niet werkt), maar het is genoeg. We besluiten, uit erkentelijkheid, het aperitief te nuttigen op het terras.

Zie, daar komt een ouder koppel aan met dochterlief, een blondine van een jaar of vijftig in zebrajurk. Ze heeft duidelijk al een stukje van de wereld gezien, die blondine, maar nu is ze dus met ma en pa op stap. De bejaarde man sukkelt met krukken de straat over, van de aan de overkant geparkeerde Picasso naar het terras, waar hij niet zonder moeite plaatsneemt op een van de stoeltjes die op het hellende trottoir slechts een wankel evenwicht garanderen. Het duurt wat vooraleer de drankjes arriveren, en dat zint de oude duidelijk niet. Wanneer hij iets te veel moppert naar de zin van de dochter en aankondigt naar huis te willen terugkeren, desnoods alleen, mompelt de zebragestreepte, duidelijk hoorbaar voor ons: ‘Papa, tu m’énerves’.

We trekken naar het Keltisch festijn waarvan wij denken dat het, het is nog maar half zeven, weldra gaat beginnen. Maar dat doet het niet want het is al afgelopen! De laatste groep raffelt zijn laatste deuntjes af. We genieten een licht souper in Le Petit Bar de Chez Soi en maken daarna nog een wandeling door het stadje. We helpen een mevrouw, uitbaatster van een winkel van onbestemd allooi, twee tafels binnen te zetten. Met een voorbijganger hebben we het over de paddestoeleninmaakindustrie die typisch is voor deze streek – dit naar aanleiding van enkele sculpturen van enkele sterk uitvergrote paddestoelen in de berm, het ensemble maakt overigens een olijk-obscene indruk.


3388

Assebroek, Blekerijstraat - 130727

vrijdag 18 oktober 2013

13 in z/w 266

Brugge, Langestaat, De Kelk 

facebookbericht 438


Pleonasme, Marc. Marketeers zijn altijd vetbetaald. Dat is namelijk hun raison d'être. Want zeg nu zelf: zou jij marketeer willen zijn zonder vet te worden betaald?

3387

130727

donderdag 17 oktober 2013

13 in z/w 265

Varsenare