Vézelay - 130809 |
donderdag 31 oktober 2013
woensdag 30 oktober 2013
de wereldgeschiedenis in 100 voorwerpen 9
(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen)
Mayabeeld van de
maïsgod, Copán, Honduras (715 n. Chr.)
Met zijn mooie maïskolfvormige hoofdtooi
maakt de maïsgod zich herken- en vereerbaar.
Dat is een vreemde zaak want zeg nu zelf:
kent u een biefstukgod met biefstukattributen?
Of een wortelgod met een peen als neus? Neen?
Ik ook niet.
Voorbij is de tijd van het goden creëren, van het
voeding celebreren en gratificeren. Wij denken
beter te weten en manipuleren genetisch en telen
maïs voor onze biobrandstof. Wij denken er niet aan
een beeld te danken dat de ogen sluit voor onze
blasfemieën.
Een godenbeeld
dat enigmatisch
de handen opent:
een neerwaarts,
een naar boven.
In afwachting van
weet ik welke
metamanna.
De Mayamaïsgod leerde de Maya’s dat ze uit
een maïspapje zijn voortgekomen: een oersoep
van maïs, een oermaïssoep. Dat was belangrijk,
die soep, belangrijk genoeg om een oersoep-
mythe te brouwen. Een oermaïssoepmythe
voor de Maya’s.
Bleef de vraag waarom de bonen en pompoenen –
toch evengoed vruchtbare voortbrengselen
van Mama Aarde? – géén Mayagoden kregen.
Dat is onopgehelderd. Het blijft een mysterie.
Maar met een flinke greep chili komen ze ook
op smaak.
dinsdag 29 oktober 2013
los ingeslagen 130
14 augustus 2013
De winkel komt langsgereden op de camping. Achter het stuur
van zijn bestelwagen die is volgestouwd met elementaire voedingswaren en met het
vooraf bestelde brood (alles superduur) zit een vlotte kerel – sportief,
getaand – met zijn haar in een paardenstaart. Het type waar vakantie houdende vrouwen
van middelbare leeftijd al eens een boon voor durven te hebben. Heel
vriendelijk en geduldig wacht hij de aansloffende kampeerders op – de
meerderheid van zijn clientèle bestaat uit ouden van dagen, die dus niet meer
de fut hebben om helemaal met de auto naar de kruidenier in het 9 kilometer
verderop gelegen dorp te tuffen.
Kijk, dat zou ik nog graag doen. Halftijds, welteverstaan,
en alleen in de mooie maanden, wanneer deze streek niet in zijn jaarlijkse
winterslaap van een halfjaar gedompeld is: rondrijden met zo’n mobiele winkel
en oude mensjes in afgelegen boerderijen en op de camping ravitailleren. Het
gevoel welgekomen te zijn, goedgemutst en altijd in de openlucht. ’s Ochtends
m’n karretje bijvullen en ’s avonds nakijken of alle rekeningen kloppen. Ja,
dat zou ik zien zitten. Ik kan mij indenken dat ik zingend alle
haarspeldbochten zou negotiëren. En al van een heel eind toeterend mijn komst
zou aankondigen, zodat iedereen mooi klaar staat met zijn centjes om zijn
bestelde waren in ontvangst te nemen.
*
Wij beleven ondertussen mooie dagen hier, de harmonie is
compleet – of toch bijna want ’s nachts worden wij in onze dromen bezocht door
onze demonen: blijkbaar wordt de energie die vrijkomt ook besteed aan
psychische saneringswerken.
wolken 820-823
wolkenfragmenten
uit Leonard Nolens, De vrek van
Missenburg
820
(En deze notitie is niets anders dan het
afbakenen en uitgraven van de grond waarin de steigers een plaats moeten
vinden, geruisloos neerdalend uit de wolken van de geschiedenis.) (81)
821
Sinds ik niet meer drink en de alcohol
ook niet meer mis, is alles ietwat rustiger geworden en kan ik dit schrijven,
vannacht, in een muisstille straat, in een van leegte gonzend huis, terwijl de
volle maan als achter melkglas van wolken naar mij hangt te kijken. (146)
822
Dan kunnen ook tussen die twee weer heel
veel stad en mensen en wolken hun gang gaan, weer opgenomen worden in
dat oude verbond. (160)
823
Slaap vandaag en morgen maar uit van de
oorlogscorrespondent die je was; vlij je languit neer op je belachelijke
lauweren, vouw je bezige handen onder je hoofd en kijk naar de belerende,
magnifieke vergeefsheid van de voortijlende wolken, de eeuwige
drukdoenerij van de Belgische regen, de steeds heviger troostende warmte van de
schaarse zon in deze Vlaamse hemel. (174)
wolken 815-819
wolkenfragmenten
uit Leonard Nolens, Blijvend vertrek
815
Zijn ogen vullen zich met vertrouwde,
maar nooit geziene gezichten en wolkenformaties en bloemen, zijn oren
drinken een taal die hij kent en nooit heeft gehoord, zijn neus ruikt het
onbestaande. (31)
816
Het oog wordt niet meer heen en weer
geslingerd door de aanblik van wispelturig wolkenspel. (60)
817
Depressies worden doorzichtig als een wolkenkaart. (97)
818
Probeer te schrijven zoals een vogel
vliegt. Zijn vlucht laat het wolkenwit met rust. (153)
819
Er is slechts leven, leven, altijd
leven, een brede stroom waarin een donderwolk de kop opsteekt, een
hondenstaart verschijnt, een boomtak of een kinderlip, een zeer oud woord dat
zo lang door de golven gaat dat het als nieuw aan de oppervlakte komt. (204)
maandag 28 oktober 2013
Curzio Malaparte, Kaputt
Kurt Erich Suckert, zoon van een Duitse vader en een
Italiaanse moeder, had tijdens de Tweede Wereldoorlog als officier in het
Italiaanse leger de rang van kapitein. In zijn autobiografische roman Kaputt, gepubliceerd onder de nom de plume Curzio Malaparte, staat een
portretfoto. Suckert/Malaparte draagt een zwarte stropdas op een zwart hemd.
Kaputt behandelt
het tweetal oorlogsjaren, van de zomer van 1941 tot de zomer van 1943, waarin
Suckert/Malaparte als oorlogscorrespondent in de Oekraïne, Polen en Finland de
oorlogshandelingen – maar toch vooral de gevolgen van de oorlogshandelingen – kon
waarnemen, alvorens uiteindelijk, na de val van Mussolini, wanneer dus de
kansen van de Asmogendheden al volop aan het keren waren, naar Italië,
meerbepaald naar Napels terug te keren: Malaparte woont op een in de zee
vooruitstekende rots van het voor Napels gelegen eiland Capri. Zijn zelf
ontworpen villa is modernistisch.
Kaputt is een
compilatie van verhalen, gevat in zes naar dieren genoemde delen: ‘De paarden’,
‘De ratten’, ‘De honden’, ‘De vogels’, ‘De rendieren’, ‘De vliegen’. Malaparte
houdt de verhalen samen door middel van – soms wat geforceerde – verbindingen
(aan het eind van verhaal A jankt een hond, wat doet denken aan verhaal B
waarin een andere hond een rol speelt), maar ook door middel van herhalingen,
ritmes, nauwkeurig uitgezette motieven, wat zijn boek iets zeer muzikaals geeft,
als een nauwkeurig bedachte compositie. Zo duiken de vliegen, die in het
laatste deel een belangrijke rol spelen als lijken- en kadaverruimers, heus
niet pas in dat laatste deel voor het eerst op: Malaparte heeft hun komst
zorgvuldig voorbereid door hier en daar in de eerdere delen al eens
onnadrukkelijk vliegen aanwezig te laten zijn.
De verhalen passen in een breder kader, maar kunnen op
zichzelf functioneren. Met sommige verhalen uit Kaputt is dat zeker het geval. Ik denk aan het verhaal – dat helaas
wellicht helemaal geen verhaal is maar bittere werkelijkheid – van de Russische
krijgsgevangenen die gesorteerd worden naar hun vermogen om te lezen. Diegenen
die kunnen lezen, verbergen dat niet want ze hopen op een beter leven. Ten
onrechte: de SS’ers, die deze triage uitvoeren, hebben liever geen
‘intellectuele’ communisten.
Kaputt is, als
roman, zelf ook een verhaal, een waarin de hoofdpersoon, dobberend op de ferme
golfslag van de Europese storm WO II, aan het eind ánders is dan in het begin.
In het begin zien we de ikfiguur, die ‘Malaparte’ heet (hij wordt één enkele
keer zo aangesproken: ‘Herr Malaparte’), floreren in het gezelschap van
aristocraten en hoge piefen uit het Duitse leger. Zelf een zwarthemd, neemt hij
wel enigszins afstand van de ideologie die hij verondersteld wordt te helpen
uitdragen en van de oorlogshandelingen die daar het gevolg van zijn. Maar hij
doet dat niet genoeg om vrijuit te gaan. Als hij al afstand doet, dan zeker
niet uitdrukkelijk, hoogstens ironisch, zich verstoppend achter zijn
welbespraaktheid en achter de (schijnbare) ongedwongenheid die gepaard gaat met
het copieuze eten en vooral drinken: in die omstandigheden mag een zot al eens
de waarheid zeggen, het wordt door de vingers gezien. (We weten natuurlijk niet
in hoeverre Malaparte de rol die hij hier speelde achteraf ‘politiek correct’
heeft gemaakt. Toch moet het gezegd: hij is zeker niet mals voor zichzelf.)
Naarmate Malaparte met steeds meer en steeds gruwelijkere
gruwelen wordt geconfronteerd, begint hij in te zien dat hij gevangen zit in
zijn positie, in zijn uniform, in zijn nationaliteit. Hij kan niet anders dan
machteloos toekijken. Zijn wandeling door het getto van Warschau,
gechaperonneerd door een SS’er die eruitziet als een 'blonde engel' (lang,
beeldschoon, scherp gesneden gelaatstrekken, smetteloos u niform, blauwe ogen
die van onder de staalhelm priemen), vormt wat het inzicht betreft in de, zelfs
voor een fascist, volkomen onaanvaardbare implicaties van het nazi-racisme, een
betreurenswaardig dieptepunt. En wat doet Malaparte? Hij stelt vast: ‘Het was
afschuwelijk om niets te kunnen doen.’ Maar hij schrijft het wel allemaal op en
daarmee heeft hij toch veel wiedergutgemacht.
Zo wordt Kaputt
uiteindelijk (publicatiedatum 1944, Italië is ‘bevrijd’) een forse aanklacht tegen
de oorlog. Of juister, tegen de aard van het beest dat oorlogvoert. Paarden,
ratten, honden, vogels, rendieren en vliegen, ja, maar toch bovenal: mensen –
en in het rijtje komt de mens er zeker niet als fraaiste uit. ‘Als deze oorlog
doorgaat, worden we allemaal als wilde beesten.’ Je kunt van de Tweede
Wereldoorlog en de graad van onmenselijkheid die erin werd bereikt veel zeggen,
maar niet dat er geen einde aan is gekomen. Er zijn grenzen in overschreden en
een oude wereld van gratie, harmonie en voortreffelijkheid (maar ook veel
hypocrisie en sociale ongelijkheid natuurlijk) is tenondergegaan, en het is
zeker zo dat door het opbod van geweld en wraak iedereen wreed geworden is en
daarover beschaamd moet zijn – maar er is misschien toch nog hoop op beterschap.
Tussen de puinhopen van Napels wordt, in het laatste hoofdstuk, een begin
gemaakt met een nieuwe vormelijkheid waarmee de naakte mens zich opnieuw wil
bedekken. Dat heet: beschaving.
Kaputt is een
onvergetelijk boek. U weet vast al heel veel over de oorlog, maar vanuit dit
standpunt hebt u hem nog nooit beleefd: het standpunt van de zich tegen de
macht aanschurkende, machteloze medeplichtige. Sommige beelden zullen u altijd
bijblijven, ze zijn onontkoombaar. Met Kaputt
toont Malaparte de kracht van literatuur aan: de waarheid vertellen met
verzinsels; esthetiek in dienst van een hogere moraliteit.
Esthetiek, ja, want dat is Malaparte zeer zeker: een
estheet. Kleuren en geuren zijn in dit boek zeer nadrukkelijk aanwezig. En
geluiden. Zelden een zo zintuiglijk boek gelezen. Soms krult hij zijn rozige en
lichtgroene zinnen iets te nadrukkelijk om de drek van de oorlog heen:
esthetiseren kan in de schaduw van het onuitsprekelijke pijnlijk worden. Soms
vertrouwt hij te zeer, pijnlijk zeer, op de kracht van het contrast om zijn
waarheid (die grauw en bruin en zwart is, en rood van het bloed) beter te doen
uitkomen.
*
Wat is dan die waarheid? Dat wordt duidelijk in het
laatste deel waarin Malaparte zijn terugkeer in het platgebombardeerde Napels
beschrijft. De stad ligt in puin, overal liggen de ontbindende lijken en
kadavers te stinken, de vliegen doen zich eraan te goed. Maar het leven gaat
door. Overblijvers struinen het puin af op zoek naar iets bruikbaars, naar
voedsel, naar water. Opeens bereikt vanuit de kathedraal een gerucht het in de catacombes
ondergedoken volk. Hier wordt duidelijk dat de kracht van het bloed, de kracht
van het geloof in een levensenergie, de kracht van het geloof tout court de
mens op de been houdt zodat hij ook na de gruwel kan voortleven. Kaputt, een woord dat volgens een
bepaalde etymologie niet alleen ‘stuk’ betekent of ‘in gruzelementen’ maar ook
‘offer’, wordt op die manier niet alleen een anti-oorlogsroman maar ook een
pleidooi voor het leven, ondanks alles, omdat er niets anders is.
zondag 27 oktober 2013
reactie
Pascal wees gegroet!
Even een citaat:
"28. Doden rijmt meedogenloos op joden."
Wat moet ik er nu mee?
Waarom deed je mij pijn?
Doet me denken aan het verhaal over dat wet die ze op Kreta
uitvaardigden om alle joden boven de twintig af te maken, en ook de
barbieren,de haarknippers.
De eerste vraag die opkwam was: waarom nu ook juist de coiffeurs....
Alsof ik een mijn volksgenoten vogelvrij zijn...Dank je.
Bernard oftewel de maharal
p.s.
ik geniet uiterst van je blog, geeft mijn een oog meer aan de Westhoek.
merci.
@ Bernard
Ik denk niet dat je mijn citaat antisemitisch moet interpreteren. Het is zeker niet zo bedoeld.
@ Bernard
Ik denk niet dat je mijn citaat antisemitisch moet interpreteren. Het is zeker niet zo bedoeld.
Beste groet,
Pascal
doordeweekse zinnen 27-43
131020
27. Een hevige
plensbui wordt soms omschreven als antediluviaal en inderdaad – in dat woord
hoor je het pluviale al mee opspatten.
28. Doden
rijmt meedogenloos op joden.
29. Misschien
klink ik betuttelend, zegt S., maar het Journaal zou veel didactischer moeten
zijn.
30. Nu weet ik
niet of het een belediging is of een compliment om door Dirk van Bastelaere met
Pippi Langkous te worden vergeleken.
31. Als het
niet meer gaat om te reizen, trek er dan de stekker maar uit.
131021
32. Als dat
geen sensationeel nieuws is: 85 procent van de Belgische journalisten vindt dat
het sensatiegehalte van het nieuws de afgelopen vijf jaar is toegenomen.
33. Ik heb nu
al drie dode facebookvrienden (waarvan ik zeker weet dat ze dood zijn).
131022
34. Ge kunt
niet tegelijkertijd bij uw jenever aan de toog van de Mok staan en willen
touren in Amerika.
35. Sommigen
hebben een externe vijand nodig.
131023
36. Je ziet,
nadat je zelf onwillekeurig en onbedachtzaam en zonder dat zij het merkte je
blik over de lijnen van haar lichaam hebt laten glijden, hoe de vrouw afwijzend
en misprijzend reageert op een andere man die, op zijn beurt maar dan veel
onbeschaamder, haar malse en slanke leest in zich heeft opgenomen, zo
nadrukkelijk dat zijn blik als een fysieke aanraking wordt die zij niet anders
kan dan voelen: het is een blik die onzuiver is, een die vuil maakt.
37. De vedette
uit Zweden met de Slavisch klinkende naam neemt arrogant en superieur, alsof
het niets inhoudt, de bal vol op de slof en ziet de curve die hij daarmee trekt
verdwijnen in de linker winkelhaak, buiten bereik van de pro forma nog even
nazwevende keeper.
38. ‘Niet
kwaad maar woedend’, dat hoor ik altijd graag want het wijst op de aanwezigheid
van doordachte en oprechte standpunten.
131024
39. Niets
mannelijks is mij vreemd.
40. Er viel al
theelicht uit het schuilhok waarin het daklozenkoppel nu al een paar weken
woont, maar voor de penetrant-zoete cannabisgeur die ik gisterenavond waarnam
toen ik er passeerde, was het vandaag kennelijk nog te vroeg.
131025
41. Nog zeer
jonge schoolkinderen met fluohesjes stappen vrolijk zwaaiend met tricolore
vlaggetjes naar de binnenstad: de koning doet vandaag zijn blijde intrede.
131026
42. Laten we
nu maar eerst met z'n allen de rotzooi in Fukushima gaan opruimen.
43. De foto’s
‘Ma in de sneeuw’, ‘Ma en pa op de reling’, ‘Ma met vrienden in de Pannestraat’
en nog een aantal andere waarop ‘ma’ figureerde, al dan niet in het gezelschap
van anderen, werden geprojecteerd op het witte muurvlak boven het tafeltje met
bloemen waartussen, in een urne, de as van ‘ma’ was opgeborgen.
wolken 812-814
wolkenfragmenten
uit Leonard Nolens, Stukken van mensen
812
Aangekomen
in Edegem, tracht ik me vol te laten stromen met wolken en gezichten,
met de bloeiende forsythia’s en de stilte van de Lentelei.
(100)
813
Licht
bewolkte volle maan in een aura van geel, purper en blauw. Hoe graag zou
ik willen weten wat die maan met ons doet. Ons bewustzijn is geneigd zich los
te zien van alle kosmische invloeden en zoekt de verklaring van zoveel kwalen
en verlangens in het psychische alleen, in de relaties met de anderen, in het
lichaam, los van zijn natuurlijke omgeving. Zijn er tijden geweest waarin de
mens met een geoefende blik de stand van de sterren, van zon en maan, en de
configuratie van wolkenvelden bestudeerde met het oog op een grondiger
zelfkennis? (133)
814
Wolken, hemelazuur, zacht licht
en rollende bladeren doen je ogen en oren pijn. (165)
wolken 811
wolkenfragment
uit Roland Barthes, Rouwdagboek
811
Droefgeestige avond in Gabès (wind, donkere wolken,
armetierige bungalows, folkloristische voorstelling in de bar van hotel Chems):
nergens kan ik nog in gedachten een wijkplaats vinden: noch in Parijs, noch op
reis. (72)
wolken 809-810
wolkenfragmenten
uit Louis-Jean Calvet, Roland Barthes.
Een biografie
809
’s Avonds ook gebeurt het soms dat, zelfs bij mooi
weer, dreigende wolken door alle bergspleten naar buiten kruipen en
langzaam het dal vullen, of juist uit het dal opstijgen en het besluit lijken
te nemen om uitgerekend onder aan de Crolles-piek boven het sanatorium te
blijven hangen. (57)
810
Buffet, schrijft hij, is het slachtoffer geworden van
een mythe – hoog is onmenselijk – en van het vooroordeel dat je in Belleville
gelukkiger bent dan in Manhattan; hij heeft New York willen zien als een stad
van wolkenkrabbers waarin mensen een ongelukkig leven leiden. (135)
zaterdag 26 oktober 2013
los ingeslagen 129
13 augustus 2013
Een van de boeken die ik mee heb genomen om hier te lezen is
van Ton Lemaire, en dat helpt misschien wel om open te staan voor de
kennismaking met yogameester M. Omdat ze allebei de ascese huldigen en er ook
zo uitzien: zowel Lemaire op de flapfoto van mijn boek als M. hier zijn
graatmager en behoorlijk scherp in het aangezicht. Maar goed, eigenlijk is deze
gelijkenis tussen beide personen niet zo relevant. Hoewel, ze zullen wel heel
wat opvattingen delen, denk ik zo.
M. heeft een yoga-adviespraktijk in Amsterdam. Hij behoort,
in de glacière-kwestie, tot de groep
der traditionalisten: voor hem liever geen wifi op de camping want dat hij hier
niet aan allerlei naar zijn
overtuiging kwalijke stralingen wordt blootgesteld is nu net een van de redenen
waarom hij hierheen komt.
M. stapt trager dan de meesten hier. Hij praat in elk geval
langzamer. En hij laat al eens een stilte vallen, waarin hij ons van achter
zijn uilenbrilletje monsterend aanstaart. Een beetje freaky, maar zeker ook heel erg vriendelijk. Hij luistert naar wat
je zegt, hij legt uit wat hij doet als je ernaar informeert. Het heeft met het
lichaam te maken, en met de aarde. Of de Aarde, met hoofdletter. Hoe we daarin
geworteld zijn. En hoe komen we daar achter? Door naar je organen te luisteren,
zegt M. nadrukkelijk. Er valt tussen elk woord bijna een hele pauze: ‘Je moet
naar je organen luisteren.’ Hoe je dat precies moet doen, en wat je dan hoort –
daar hebben we geen tijd voor. Maar het klinkt wel goed natuurlijk. M. werkt
met sessies van anderhalf uur, hij stelt vragen en luistert naar wat de mensen
die bij hem komen hem vertellen. (Hij vermijdt de woorden cliënt en patiënt.)
Zij moeten het probleem formuleren, en die formulering bestaat dikwijls uit het
stellen van de juiste vragen. ’t Is geen psychoanalyse en ook geen esoterie.
Het zijn Chinese yogatechnieken die M. beoefent. Ik kan niet anders dan er
respect voor opbrengen: M. ziet me er gezond en evenwichtig uit. Als hij
overdag over de camping schrijdt, heeft hij altijd een hoedje op. Ik begrijp
niet hoe mensen hier zonder hun hoofd te bedekken kunnen gaan wandelen, zegt
hij. En gelijk heeft hij want de zon geeft van jetje.
Toeval of niet, M. is niet de eerste die ons aanspoort om
naar onze lichamen te luisteren. J. vond gisteren dat we bij te grote hitte
waren gaan fietsen. Wees toch maar voorzichtig, zei hij, en: ‘Je moet naar je
lichaam luisteren. Ik zou jullie graag hier volgend jaar terugzien.’ J. is 82.
Ik vraag M. ’s avonds in de schuur hoe hij tot die yoga is
gekomen. Hij weet het niet zo goed. Het is er altijd al geweest. Dat ben ik niet geneigd te geloven. Kun je niet
ergens een moment aanwijzen? Gôh, dat moet zo rond mijn dertien, veertien jaar
zijn geweest. Maar hoe kwam het?
Enfin, ik blijf doorvragen want het interesseert me en
bovendien krijg je mensen pas echt aan de praat als je vragen stelt. En praten
moet je op een camping anders loop je als doofstommen langs elkaar heen en dat
kan toch ook niet de bedoeling zijn.
facebookbericht 442
Badkuip met afrikaantjes
Bij een foto van Didier Van de Steene
© Didier Van de
Steene
|
Een wonder van een achtertuin. Degelijk-Vlaamse koterij.
Van de badkuip met de afrikaantjes vier leeuwenpoten
gevat in beton. Uiterst rechts
een zinloos hek, open en rood.
‘In de badkuip van het leven zijn wij de kraan (volkswijsheid).’
Beste Didier, ik voel mij soms meer de afvoer, maar soit.
Twee vinden dat leuk.
Of het stopsel. Nog één.
Een wit bloemenbad met klompvoeten. Tot daar aan toe.
Maar wat is de
functie van dat openstaande dageraadhek?
(In de linker benedenhoek
een zon met zonnestralen.)
Ook de haan op het golfplaatdak is mij niet ontgaan.
En het bizar geritmeerde tralies voor het rechterraam.
Op eigen kracht kan dat bad natuurlijk niet weglopen,
pootjes of niet.
Maar nu zal het zeker niet meer lukken. Het
disproportionele
van die klompen, het onbeholpene. En het hek dat
openstaat.
Vergeefs. Ach.
vrijdag 25 oktober 2013
facebookbericht 441
Links nationalisme? Oké, als het gaat over het bestrijden
van sociaal onrecht. In Vlaanderen was er voor een links nationalisme plaats
tot pakweg de jaren zestig. Vanaf dan is het economisch evenwicht in België
gekanteld. Het nationalisme dat we nu kennen is er een dat opkomt voor het
behoud van de verworven voorsprong. Het is allesbehalve solidair en wil dat ook
niet zijn. Wie het hart op de juiste plaats draagt en dus links is, kan geen
nationalist zijn in Vlaanderen.
los ingeslagen 128
12 augustus 2013
De koelbox die we van V. hebben meegekregen veroorzaakt op
de camping een querelle des anciens et
des modernes. Ik dacht er goed aan te doen om de box een tijdje te laten
draaien op de door zonnekracht aangedreven voeding van de campingschuur maar
dat was geen goed idee. Na een halfuur, zo vernamen wij, zat de hele schuur en
al wie op het circuit dat de schuur van elektriciteit voorziet aangesloten was
zonder elektriciteit. Een mens moet niet speciaal wetenschappelijk zijn
ingesteld om box en panne in een causaal verband aan elkaar te koppelen.
Dat was wat A. deed – en ik wist dat hij gelijk had.
Maar H. dacht er anders over. We zijn sinds een paar jaar,
sinds 2009 om precies te zijn, de eerste keer dat we hier kwamen, in een zeer
vriendschappelijke band met H. en zijn vrouw J. verwikkeld. Dat hebben we te
danken aan het feit dat zowel H. als S. bijna alle chansonteksten van Georges Brassens uit
het hoofd kennen, wat hen de eerste keer dat ze elkaar zagen toeliet om deze
teksten samen te zingen – en samenzang brengt, dat is algemeen gekend (al wordt
het nog maar zelden getoetst), mensen nader tot elkaar. H. was niet geneigd om
A. bij te treden in zijn – alles bij elkaar niet onredelijke – overtuiging dat
de koelbox, die ik op het zonnenet had aangesloten, verantwoordelijk was voor
de panne. Ce n’est pas la glacière,
sprak H. ferm. A. pruttelde tegen, in die mate dat H., die niet van plan leek
te verzaken aan zijn onvoorwaardelijke, door Georges – les copains d’abord – Brassens geïnspireerde kameraadschap met S.,
die via mij ook met de koelbox te maken had, zich genoodzaakt zag om enkele
minder redelijke argumenten boven te halen, om daar dan weer een
cultuurhistorisch discours aan vast te knopen. Het waren alle smartphones die
moesten worden opgeladen, en de laptops, en de iPads en de iPods… (H. sprak die
blitse nieuwe woorden met hoorbare minachting uit.) Sinds iedereen met
dergelijke toestellen kwam aanzetten, was het altijd wat geweest met de
elektriciteit. En het oplaadvermogen van de zonnecellen was niet onbeperkt. De glacière kon hoogstens de druppel zijn
geweest die de emmer had doen overlopen. Maar eer de emmer kan overlopen, moet
hij eerst gevuld zijn – en dat konden alleen al die overbodige (dixit H.)
apparaten hebben bewerkstelligd.
‘Overbodig?’ (A.)
En dan steekt H. van wal. Het internet verziekt de
authentieke sfeer van de camping. Vroeger kwamen de mensen naar hier om precies
aan al die ongein te ontsnappen (zijn Franse bewoordingen zijn minder verfijnd
dan het Nederlands waarin ik ze hier omzet). Maar nu, ze kunnen geen dag, wat
zeg ik, geen uur zonder. Om de haverklap checken of er nieuws is van het
thuisfront. Terwijl het hier nu net om de stilte en de rust gaat. Het is de
wifi die alle energie opsoupeert!
Wifi. In H.’s
mond.
A. gaat nog even voorbij aan de cultuurfilosofische richting
die H. is ingeslagen en poneert een laatste keer zijn stelling: ‘H., denk je nu
echt dat er geen verband bestaat tussen box en panne?’
H., niet zonder agressiviteit: ‘A., tu me sembles sceptique’, waarbij hij met zuiders accent het laatste woord een derde
lettergreep meegeeft: -que.
A. doet er het zwijgen toe.
En dan gaat het gesprek over Raymond, de kreupele
zwembadmeester die drie jaar geleden na een derde rondje pastis met vrienden op
een oververhit terras in Saint-Affrique had moeten blazen en tijdelijk zijn
rijbewijs was kwijtgespeeld. De man, toen al tachtig, was erdoor geknakt en was
nooit meer teruggekeerd naar de camping. Bij gebrek aan een nieuwe
zwembadmeester had de raad van bestuur hem vervangen. Door een robot. Die men,
uit piëteit of uit spotzucht, dat viel niet meteen uit te maken, ook Raymond
was gaan noemen.
M. komt langs en die meent het ook over de
elektriciteitspanne te moeten hebben. Het hele verhaal van de glacière komt andermaal boven. De
druppel, de emmer. De argumenten, redelijke zowel als onredelijke. De
authentieke, ‘ware’ geest (le vrai esprit)
van de camping. En zo wordt dit een Pagnoleske avond, met een verhaal à la Manon des Sources, met een strijd tussen
traditionelen en modernen: zij die de camping de 21ste eeuw willen
binnenloodsen en zij die gehecht blijven aan de jaren zestig, toen dit oord
midden in de natuur werd voorbestemd om door mensen die rust en vriendschap
zochten te worden bevolkt.
Ik hield me bij dit alles gedeisd, heel goed beseffende dat
A. gelijk had en niet H.: het was wel degelijk de glacière, en dus ik, die
de panne had veroorzaakt. (De volgende dag, toen ik A. in het sanitair zag en
hem vroeg hoe het nu zat met de elektriciteit, zei hij: ‘Tu as eu peur, hein?’,
hetgeen ik niet kon ontkennen.)
Toen we dan eindelijk opstapten, probeerde ik nog een grapje
uit: we zouden kunnen overwegen om de volgende keer dat we gingen fietsen in
plaats van de bergen in de omtrek te trotseren, onze fietsen aan te sluiten op
een dynamo ten einde op die manier genoeg elektriciteit op te wekken opdat
iedereen zonder probleem zijn portables en digitale apparatuur van stroom kon
voorzien. Met deze witz werd de toch
wel wat verhitte sfeer alsnog enigszins ontmijnd.
donderdag 24 oktober 2013
facebookbericht 440
A., ik moet je tegenspreken. Niet zijn tweede maar zijn
derde doelpunt is het mooiste. Bij het schot zie je dat hij weet dat die bal er
in gaat. Bij dat hakje, hoe mooi en 'geniaal' het op zich ook moge zijn, zie je
dat hij hoopt dat de bal er in gaat, daar heeft hij nog niet alles zelf in
handen. Dat is het verschil. En bovendien: dertig meter is dertig meter. Je
moet al goed kunnen sjotten om van op die afstand een bal buiten het bereik van
de keeper te plaatsen. Afgezien daarvan is élke goal tegen Anderlecht
natuurlijk een mooie goal! Allez, toch voor de Clubsupporter die ik nog altijd
een beetje ben. Ik vond het wel mooi dat de supporters een open doekje gaven.
Dat was heel sportief. Ik had zelfs de indruk dat het niet veel scheelde of de
Anderlechtspelers begonnen te applaudisseren. Maar dat zou natuurlijk helemààl
treurig zijn geweest.
woensdag 23 oktober 2013
mijn woordenboek 365
ARCHITECTUUR
Van Morandi begreep ik pas iets toen iemand
mij erop wees dat de ruimte tussen de potjes en flessen even belangrijk is als die
potjes en flessen zelf. Het begon mij te dagen wat poëzie ook kon zijn toen iemand
erin slaagde me duidelijk te maken dat bij de lectuur ervan de witruimte op het
blad zeker niet over het hoofd mag worden gezien. Romans begon ik pas echt te
appreciëren – of dan toch goede romans – toen ik begon te beseffen dat niet inhoud
en verhaal maar wel structuur en constructie de belangrijkste elementen zijn, en
natuurlijk de muziek die een goede schriftuur in zich hoort te dragen. En zo
leerde G.D. mij wat architectuur eigenlijk
is: geen aaneenschakeling van functioneel te definiëren ruimten en met het
oog daarop aangepaste materialen en technieken maar vooral de beleving van diegene die deze ruimten
betreedt. Architectuur is veel meer dan een esthetisch te beoordelen volume of
een kunstige manier om materialen te kiezen en te schikken en aaneen te klitten
– architectuur is ook een existentiële, emotionele aangelegenheid. Zo is
Poelaerts Justitiepaleis in Brussel vast en zeker een monstrueus gedrocht, maar
tegelijk is het ook een zeer efficiënte imponeringsmachine, terwijl de
kathedraal van Beauvais als gebouw een glorieuze mislukking is maar tegelijk
toch ook een geweldige metafoor voor een immer tekortschietend streven naar transcendentie.
dinsdag 22 oktober 2013
maandag 21 oktober 2013
facebookbericht 439
En vandaag hoor je van die schrijver. Plots staan er twee
jaartallen achter zijn naam, tussen twee haakjes en met een streepje tussen. En
dat streepje overbrugt amper 35 jaar.
los ingeslagen 126
12 augustus 2013
In Ceilhes staat het huis dat drie jaar geleden te koop
stond en dat toen mijn aandacht trok, nog altijd te koop. De op het houten
bordje geschilderde cijfers van het telefoonnummer dat je naar de verkoper moet
leiden, zijn al bijna helemaal afgeschilferd. Toen droomde ik nog even – nu
niet meer. Paradoxaal genoeg maakt de ontvolking van de dorpen en kleine steden
in Frankrijk de gedachte om er iets te kopen onaantrekkelijk. Waarmee een
vicieuze cirkel is opgezet.
Zelfde thema in Fondamente, waar we uitgehongerd de pizzeria
naast hôtel-restaurant Chez Baldi binnenvallen. Ik vraag de uitermate
vriendelijke uitbaatster of ze het redt. Ze verzekert ons dat de zaken goed
marcheren, maar echt overtuigend klinkt het toch niet. Bovendien sluit ze al in
november en ze overweegt dat dit jaar al in oktober te doen. Dan gaat ze pas in
maart opnieuw open. En wat gebeurt hier ’s winters? ‘Pendant l’hiver c’est mort
ici.’ Nóg doder.
wolken 787-808
wolkenfragmenten
uit Amos Oz, Een verhaal van liefde en
duisternis
787
De mensen vlogen voorbij en de huizen en de straten en
de pleinen en de zeewind en de duinen en de boulevards en zelfs de wolken
in de lucht. (13)
788
Zowel op de binnenplaatsen als op straat heerst een
stilte die zo zwart en wijd is dat je het geluid kunt horen van de laaghangende
wolken die tussen de daken voorbij zeilen en de toppen van de cipressen
betasten. (44)
789
Wolken,
regen en herfstige kou
bewenen de onschuld van mijn
jeugd.
Maar doorgaans werd hij niet omhuld door wolken,
regen en herfstige kou (…) (140)
790
En soms keek hij somber, het babyroze was vervaagd,
als de zon waar de wolken voor schoven op een herfstdag (…) (188)
791
Ik weet nog hoe op winterdagen, als alles bedekt was
met witte sneeuw, de zwarte balken van het verbrande huisje zich als het ware
verhieven uit de sneeuw en als beroete vingers wezen naar de wolken en
naar het bos. (263-264)
792
En dat meisje dat zo op een jongen leek, stond daar
zomaar midden in het veld, omgeven door groen en door witte schapen, in de
lucht waren een paar van die lichte wolkjes en in de verte zag je een
stukje bos. (287)
793
Elke keer dat ik terugdenk aan dat protserige
schilderij, elke keer als ik een schilderij zie met drie onderrokken en veerwolken,
zie ik meteen schorpioenen voor me die mijn zus verslinden en dan begin ik te
huilen. (288)
794
Op een ochtend in alle vroegte, ik kan je zelfs de
precieze datum en tijd zeggen, het was precies drie dagen voor het eind van
1938, 28 december 1938, vlak na Chanoeka, het was toevallig een heel heldere,
bijna wolkeloze dag, om zes uur ’s ochtends was ik al warm aangekleed,
een trui en een jasje, en ik klom op het dek en keek naar de grijze wolkenband
voor me. Ik keek er misschien een uur naar en zag alleen een paar meeuwen. En
plotseling, bijna van het ene moment op het andere, verscheen boven de wolkenband
de winterzon en eronder kwam de stad Tel Aviv te voorschijn (…) (304)
795
Ze was misschien pas in de derde maand, maar haar
wangen leken een beetje ingevallen, haar lippen waren bleek en haar voorhoofd
leek wel bewolkt. (306)
796
Er zijn drie vederwolken en twee donkere
vogels. De zon is al ondergegaan achter de muren van de Schnellerkazerne, maar
de hemel laat de zon nog niet los, hij grijpt zich met zijn nagels aan haar
vast, net zolang totdat hij erin geslaagd is de sleep van haar veelkleurige
gewaad los te scheuren en nu past hij zijn buit, waarbij hij de vederwolken
als paspoppen gebruikt, trekt licht aan als een mantel, en trekt het uit, en
kijkt hoe de halsketting van groene schitteringen hem staat, en het
veelkleurige kleed met zijn oranje gloed met een blauwpaarse stralenkrans, en
hoe enkele breekbare zilveren stroken krullen over hun hele lengte, trillend
als de gebroken lijnen die gevormd worden door een snelle school vissen onder
water. (379)
797
En soms was het tijd, de klas van juffrouw-Isabella
was allang naar huis, de vrijgelaten katten hadden zich verspreid over het hele
huis en de trap en de tuin, alleen wij schenen vergeten te zijn onder de
vleugels van juffrouw-Zelda’s verhalen, voorovergebogen over onze tafeltjes om
geen woord te missen, totdat een van de ongeruste moeders met haar schort nog
om bij de voordeur kwam staan, haar handen in haar zij, en wachtte, eerst
ongeduldig, en vervolgens met verbazing, die langzaam veranderde in
nieuwsgierigheid, alsof ze daar ter plekke ook weer een klein meisje vol
verwondering werd, dat zich met ons allemaal inspande om niet te missen wat er
aan het eind van het verhaal zou gebeuren met de verdwaalde wolk, de wolk
van wie niemand hield en wiens mantel aan de stralen van de gouden ster was
blijven hangen. (434-435)
798
Hier en daar slaagt een scherpe naald van licht erin
even door de wolken te dringen en de zee aan te raken. (462)
799
Door het woeden van de maartwind
zeilen wolken langs berg en dal.
Amos Oz citeert Natan Alterman. (522)
800
De stichting van de staat Israël zagen ze als een
vingerwijzing Gods (tante Rauha zei in haar Bijbelse taal met haar grindachtige
Finse accent: ‘Het is als de verschijning van de boog in de wolken na de
zondvloed.’ (…) (568)
801
Hier en nu in Arad op een herfstdag om half zeven ’s
ochtends zie ik plotseling haarscherp mezelf en mijn vriend Lolik voorbijlopen
in de Jaffastraat bij het Zionplein, midden op een bewolkte dag in de
winter van 1950 of 1951 (…) (606)
802
Maar omdat er toen nog geen televisie was, sprak het
voor mij vanzelf dat de vader van de natie een reus was die met zijn hoofd in
de wolken liep. (657)
803
De ogen van Ben Goerion, die opeens van bewolkt
grijs veranderd waren in helderblauw, dwaalden over me heen en onderzochten me
ongemanierd van top tot teen, alsof hij me betastte met zijn vingers. (661)
804
Ze zat weer hele dagen in de stoel bij het raam en
telde de vogels of de wolken. (665)
805
Ik wilde een wolk zijn. (696)
806
Ook nu was er een angstig moment: om twee of drie uur
werd ik in paniek wakker, doordat het in het maanlicht plotseling leek alsof papa’s
bed leeg was en hijzelf stilletjes een stoel naar zich toe had getrokken en hij
in die stoel de hele nacht bij het raam zat, onbeweeglijk, met wijd open ogen,
terwijl hij onafgebroken naar de maan keek of de passerende wolken
telde. (708)
807
Mijn vader zat ’s nachts niet in een stoel voor het
raam en zat niet te staren naar de wolkenflarden of naar de maan. (780)
808
Maar omdat we nu allebei een verstopte neus en
tranende ogen hadden en moesten hoesten, en omdat het buiten pijpenstelen
regende en de wolken zo laag hingen dat ze zich tussen de huizen
drongen, besloten mijn vader en ik dat we beter thuis konden blijven. Doordat
het zo bewolkt was, moesten we al om vier uur het licht aandoen. (787)
wolken 783-786
wolkenfragmenten
uit Ton Lemaire, De val van Prometheus
783
De ecologische aftakeling van de planeet gaat gestaag
door en de toekomst van de global village die we bewonen – en die trouwens geen
dorp maar vooral één gigantische megapolis aan het worden is – wordt door
donkere wolken overschaduwd, waarvan de economische crisis niet de enige
is. (12)
784
We weten hoe menselijke constructies in omvang sterk
zijn toegenomen, van de tijdelijke, in enkele uren opgetrokken windschermen en
hutten naar stenen huizen, paleizen, stadions en wolkenkrabbers. (167)
785
Intussen worden ook elders op de wereld torenhoge wolkenkrabbers
opgericht, vooral in Zuidoost-Azië (Taipeh, Tokio, Kuala Lumpur) – als
demonstratie van de macht van de ‘Aziatische draken’ –, gebouwen die de hoogste
van de wereld zullen worden, tot circa 800 meter. (169)
786
In sommige landen (Zuidoost-Azië, Arabisch
schiereiland) worden splinternieuwe steden uit de grond gestampt, compleet met
hoge wolkenkrabbers. (174)
driekleur 132
Tatiana legde de twee kleintjes uit wat het verschil was
tussen een vliegtuig en een vogel, en vertelde over het leven van mussen,
zwartkopjes en roodborstjes, over de verrichtingen van beroemde vliegers. En
elke dag zette ze opgezette vogeltjes op de meubels, hing kleine rood en blauw
gelakte blikken vliegtuigjes aan het plafond, spijkerde houten kooitjes aan de
muur met vrolijk kwetterende goudgele kanaries erin.
Curzio Malaparte, Kaputt,
370
zondag 20 oktober 2013
reactie
Subliem onder woorden gebracht. Opsteker: ik las
"jurist-boekhoudkundige met een modieuze bril op de neus die zich op tijd
en STONED in een blitse kar naar een verkaveling rept". Het had gekund.
A.C.
doordeweekse zinnen 14-26
131013
14. Het
overkomt me steeds vaker op teksten te stuiten die ik goed vind en ze pas
daarna te herkennen als teksten die ik zelf geschreven heb.
15. Telkens ik
voorbij zijn woning fiets, denk ik aan de dichter van koldereske epitafen.
131014
16. De taart
is even lekker als gisteren maar smaakt niet half zo goed.
17. Nu moet ik
ook nog een boek van Julian Stryjkowski lezen!
131015
18. Het kan
gebeuren dat we het deksel op de neus krijgen.
131016
19. Gefrustreerd
zijn in je arbeid is erg, maar gefrustreerd zijn in je arbeid als je op de
federale
overheidsdienst Ontwikkelingssamenwerking werkt, lijkt me dubbel erg.
20. Ik durf er
niet aan te denken wat er gebeurt met alle dertig overbodig door de
rekenmachine in mijn computer gegenereerde cijfers na de komma nadat ik het
resultaat van mijn berekening heb afgerond.
21. Laat ons
maar traag zijn.
22. De
deurwaarder en de waard konden niet samen door de deur.
131017
23. Indien er
een mevrouw Rita Van Deungenen aanwezig is op de trein: gelieve u te melden bij
de treinchef.
24. Mijn leven
is door en door taal, getaald, vertaald – en kijk, nu merk ik dat de dagboeken
van Nolens in mijn vingeren zinderen.
131018
25. Wat is
erger dan een levercrisis tijdens een oenologische reis langs de Loire?
131019
26. In een
antediluviale stortbui begeven we ons naar de cinema.
mijn woordenboek 363
ARCHITECT
Enkel wie bereid is rekening te houden met de
menselijke psychologie, het klimaat, de plaatselijke tradities,
ambachtelijkheid, de beschikbare excellente grondstoffen, de ecologie, het landschap
en over al die zaken het nodige weet; enkel wie bereid is zich te verdiepen in politiek,
ideologie, mens- en wereldbeelden, filosofie, kunst, literatuur, geschiedenis,
kunstgeschiedenis; enkel wie benul heeft van vormgeving, compositie, harmonie,
kleurzetting; enkel wie zich bewust is van de impact van bouwkundige ingrepen
op de omgeving en op de mensen die er gebruik van maken – enkel diegenen die
aan al deze voorwaarden voldoen, en die daarenboven ook ‘met vrucht’ een
gepaste opleiding hebben voltooid en stage heeft gelopen bij een leermeester
die al ruimschoots heeft bewezen al zijn (of haar) kennis, vaardigheden,
vermogens en kwaliteiten in de praktijk te kunnen omzetten, dat wil zeggen in
de verwezenlijking van een bouwwerk dat past in de omgeving, dat rekening houdt
met het milieu en dat de mensen die er gebruik van maken gelukkig maakt – enkel
zo iemand zou zich architect mogen noemen.
Helaas is een architect tegenwoordig al te
vaak een obligaat in het zwart geklede techneut annex jurist-boekhoudkundige met
een modieuze bril op de neus die zich op tijd en stond in een blitse kar naar
een verkaveling rept om daar met min of meer malafide aannemers of inderhaast
uit een of ander Oosten hierheen geïmporteerde loonslaven te negotiëren over de
manier waarop middelmatige grondstoffen kunnen worden gebruikt om een
middelmatig bouwsel op zulkdanige wijze neer te poten dat de verzakking of instorting
toch minstens een generatie op zich laat wachten.
driekleur 131
Ze kwamen dravend voorbij, met die strakke
argwanende-hondendraf, her en der hun kop draaiend, met hun bek open en met
rode glinsterende ogen, en nu en dan bleven ze stilstaan, klaaglijk blaffend
naar de maan. Die geel, vol en klam van het zweet langzaam aan de zuivere hemel
steeg in de rozige kleur van kindernageltjes en met een delicaat, zacht licht
de verwoeste, verlaten dorpen, de wegen en de met lijken bezaaide velden en in
de verte de witte stad bescheen, die met een zwarte vleugel van rook overdekt
was.
Curzio Malaparte, Kaputt,
318-319
zaterdag 19 oktober 2013
los ingeslagen 125
10 augustus 2013
Vandaag houden we halt in Saugues. Er is net een ‘festival
Celtique’ aan de gang en om die reden vrezen we eerst dat er geen plaats meer
zal zijn in een van beide hotels die het stadje rijk is (of: die in het stadje
nog zijn overgebleven). Maar dat is dus niet zo want in het nogal elementaire
Hôtel des Tours Neuves vinden we voor 39 euro een kamer en omdat het feest is,
wordt het bedrag afgerond naar 30 euro. Het comfort is er dan ook naar (schots
en scheve vloeren, wc en badkamer op de gang en op de kamer een televisie die
niet werkt), maar het is genoeg. We besluiten, uit erkentelijkheid, het
aperitief te nuttigen op het terras.
Zie, daar komt een ouder koppel aan met dochterlief, een
blondine van een jaar of vijftig in zebrajurk. Ze heeft duidelijk al een stukje
van de wereld gezien, die blondine, maar nu is ze dus met ma en pa op stap. De bejaarde
man sukkelt met krukken de straat over, van de aan de overkant geparkeerde Picasso
naar het terras, waar hij niet zonder moeite plaatsneemt op een van de
stoeltjes die op het hellende trottoir slechts een wankel evenwicht garanderen.
Het duurt wat vooraleer de drankjes arriveren, en dat zint de oude duidelijk
niet. Wanneer hij iets te veel moppert naar de zin van de dochter en aankondigt
naar huis te willen terugkeren, desnoods alleen, mompelt de zebragestreepte,
duidelijk hoorbaar voor ons: ‘Papa, tu m’énerves’.
We trekken naar het Keltisch festijn waarvan wij denken dat
het, het is nog maar half zeven, weldra gaat beginnen. Maar dat doet het niet
want het is al afgelopen! De laatste groep raffelt zijn laatste deuntjes af. We
genieten een licht souper in Le Petit Bar de Chez Soi en maken daarna nog een
wandeling door het stadje. We helpen een mevrouw, uitbaatster van een winkel
van onbestemd allooi, twee tafels binnen te zetten. Met een voorbijganger
hebben we het over de paddestoeleninmaakindustrie die typisch is voor deze
streek – dit naar aanleiding van enkele sculpturen van enkele sterk uitvergrote
paddestoelen in de berm, het ensemble maakt overigens een olijk-obscene indruk.
vrijdag 18 oktober 2013
facebookbericht 438
Pleonasme, Marc. Marketeers zijn altijd vetbetaald. Dat is namelijk hun raison d'être. Want zeg nu zelf: zou jij marketeer willen zijn zonder vet te worden betaald?
donderdag 17 oktober 2013
Abonneren op:
Posts (Atom)