maandag 2 september 2013

driekleur 125


Midden in de bibliotheek stond, als een grote, donkere onderzeeër die in de wateren van een bergachtige baai zijn anker had uitgeworpen, het bureau van professor Klausner: bedolven onder bergen encyclopedie- en lexicondelen, schriften en opschrijfboekjes, een assortiment van verschillende pennen, blauw, zwart, groen en rood, potloden en gummen en inktstellen, en reservoirs van nietjes, elastiekjes en paperclips, bruine enveloppen en witten enveloppen en enveloppen met begeerte opwekkende veelkleurige postzegels, vellen en blaadjes, briefjes en kaartjes, opengeslagen buitenlandse boeken op opengeslagen Hebreeuwse boeken, waartussen blaadjes waren gestoken, gescheurd uit een spiraalblok, overdekt met ooms spinnenwebachtige handschrift, vol doorhalingen en verbeteringen als opgezwollen vliegenlijkjes, vol briefjes, en de goudomrande leesbril van oom Josef lag boven op de stapel alsof hij zweefde over de oervloed, en een tweede bril, met een zwart montuur, lag boven op een andere boekenheuvel, op een dienwagentje naast zijn stoel, en een derde gluurde je toe tussen de bladzijden van een opengeslagen brochure vandaan, op een kastje naast de donkere sofa.


Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis, 81