Het wit afgewisseld met het blauw van de bluebells en ereprijs, het roserood van koekoeksbloemen, het geel van de sleutelbloemen. Een andere tint wit van de hoornbloem. Alles zo fris, ongerept. Een machtige kastanje in volle bloei.
De rotsen: krijtwit, fel beschenen door de zon, loodrecht
oprijzend uit de oceaan. Een duizeling bevangt me altijd wanneer ik de rand
nader, platgetreden door de meeuwen die zich er met opengespannen wieken af
laten vallen. De minste windstoot doet me vrezen. Diep onder me het wiegende
zwartbruine wier in felblauw, glashelder water waarop minuscule witte bolletjes
drijven: zilvermeeuwen. Een groep zwarte, prehistorisch lijkende aalscholvers
met slangenhalzen op de witte top van Old Harry.
Hans Warren, Geheim
dagboek 1952-1953, 149