wolkenfragmenten
uit Vladimir Nabokov, Lente in Fialta
671
De lente in Fialta is bewolkt en somber. (7)
672
De wolken aan de starende hemel geven elkaar
door langzame tekens ongelooflijk gedetailleerde inlichtingen over hem. (68)
673
Het werd nacht; een glibberig glanzende maan vloog zonder
de minste wrijving door chinchilla-wolken, en Eleanor, terugkerend van
het bruiloftsmaal, en nog helemaal tintelend van de wijn en de gepeperde
grappen, liep op haar gemak naar huis en dacht onderwijl aan haar eigen
bruiloftsdag. (113)
674
Spichtige wolken – de hazewinden van de hemel.
(118)
675
Maar plotseling klommen allen op een of ander station
de trein uit en het was al donker, hoewel in het westen nog een heel lange,
heel rose wolk hing, en verderop langs de spoorbaan beefde de ster van
een lamp met het hartbrekend licht door de lome smook van de locomotief en
krekels sjirpten in het duister en ergens vandaan kwam de geur van jasmijn en
hooi, mijn lief. (121)
676
Het was een zuiver, blauw meer, waarvan de oppervlakte
een ongewone expressie had. In het midden weerspiegelde zich in zijn geheel een
grote wolk. (122)
677
(…) vanuit het raam had je een helder gezicht op het
meer met zijn wolk en zijn kasteel, in een roerloze en volmaakte
correlatie van geluk. (124)
678
De hemel was een chaos van zwarte en vleeskleurige wolken
met een dreigend doorbrekende zon achter een hoge heuvel, en de dode man lag op
zijn rug onder een stoffige plataan. (149)
679
Zo ziet een man die door een enorme telescoop kijkt
niet de vederwolken van een nazomer boven zijn betoverde boomgaard, maar
wel, zoals mijn betreurde collega, wijlen professor Alexander Iwantsenko twee
keer overkwam, het krioelen van de hesperozoa in een vochtige vallei van de
planeet Venus. (161)
680
Bij het naderen van New York waren reizigers in de
ruimte altijd even sterk onder de indruk van de ouderwetse ‘wolkenkrabbers’
als reizigers in de tijd dat zouden zijn geweest; dat ‘wolkenkrabbers’
was een verkeerde benaming, want hun omgang met de wolken riep, vooral
aan het hemelse einde van een broeiend-hete dag, bepaald geen associaties van
een krabbend contact op, maar was onbeschrijflijk teer en sereen (…) (164)
681
En laat ik de maan niet vergeten – want een maan moet
er bij zijn, die volle, ongelooflijk heldere ronde schijf die zo goed past bij kloeke
Russische koude. Daar komt hij dus aan, uitlaverend tussen een kudde
appelgrauwe wolkjes, die hij een vaag iriserende tint verleent (…) (186)
682
De zomermiddag is vol hoge wolken die worstelen
met het blauw. (192)
683
Ik keek naar een wolk en kon mij jaren later
zijn vorm nauwkeurig voor ogen halen. (193)
684
En als ik opkeek, zag ik hangend aan touwen van gevel
naar gevel, hoog boven de straat, grote, strak-gladde, half-doorzichtige
banieren wapperen wier drie bleke strepen – bleekrood, bleekblauw en alleen
maar bleek – door de zon en de vliegende schaduwen der wolken beroofd
waren van enig té bot verband met een nationale feestdag (…) (198)
685
In feite veronderstel ik dat mijn jonge afstammeling
in zijn eerste nacht daarginds, in de fantasie-stilte van een onvoorstelbare
wereld de oppervlakteverschijnselen van onze aardbol moet beschouwen door de
diepte van haar atmosfeer; dit zou betekenen stof, verspreide weerkaatsingen,
nevel, en allerlei soorten optische valkuilen, zodat continenten, als zij al
opdoemden door de wisselende wolken, zouden langsglijden in vreemde
vermommingen, met onverklaarbare kleurenschijnsels en onherkenbare omtrekken. (218)