P. vraagt of ik een koffie wens. Ja zeker, koffie lust ik
altijd, en terwijl hij een kop haalt voor me, monster ik een van zijn
etsentafels, een van zijn windmolens, een van zijn Sisyphusrotsen. En dan zie
ik plots tegen de muur een affiche van een kandidaat – wat is dat alweer lang
geleden.