Ik hou niet van de donkere dagen voor Kerstmis en ik ben niet
de enige. Zeker als, zoals dit jaar, ook de weergoden het laten afweten, waardoor
de tweede helft van december nog meer het karakter krijgt van een slecht
verlicht hindernissenparcours vol valstrikken – een mooie, heldere vrieskou
maakt de aaneenschakeling van opgeklopte festiviteiten zonder meer heel wat verteerbaarder.
Opgeklopt? Ik heb de indruk dat het de jongste jaren heel wat minder is. De
commercie slaagt er blijkbaar niet meer zo goed in om te dicteren hoe
goedgemutst we ons moeten voelen. Het zal de crisis wel zijn. Wie nu nog met
een kerstmuts (rood met witte bol en boord) de winkelstraten en kerstmarkten
afschuimt, is echt een looser. Vind
ik toch. Tegen gevels aanklimmende kerstmannen? Weinig gezien dit jaar. ’t Is vooral
de overheid die nog voor kerstoverlast zorgt. En toch brand ik een kaarsje. Van
Amnesty uiteraard, plus het restant van de Amnesty-kaars van vorig jaar. Twee
kaarsen dus, dat moet volstaan om het feest van de ongebroken gezinnen luister
bij te zetten. Een kerstfeest in mineur? Ach welneen, maar je moet er wel
doorheen – hunkerend naar die twee drôles
de mois, januari en februari, waarin de dagen steeds moeilijker hun neiging
tot lengen weten te onderdrukken. Het jaareinde is een klip, maar kom: we maken
er het beste van.