*
070826 - ‘…wij zijn bang te geloven, omdat wij bang zijn bedrogen te worden.’De eerste bijdrage in Wim Kaysers Het boek van de schoonheid en de troost is van Tatjana Tolstaja. Zij vertelt over haar bezoek aan een kerk in Ravenna, waar op het plafond een mozaïek te zien is met een voorstelling van het paradijs. Nuja, te zien, er is niets te zien want daarvoor is het te donker in de kerk. Je moet geld in een automaat steken en dan floept er voor een paar seconden een licht aan. Niemand steekt geld in de automaat, iedereen wacht op iedereen. Tot Tolstaja uiteindelijk een munt in het apparaat hoort vallen, en het licht aanflitst. Een paar seconden is het paradijs te zien, en dan is het weer donker. Er valt opnieuw een munt in het apparaat, en zo gaat het een paar keer. Tolstaja wil weten wie die munten in het apparaat steekt, ze ziet dat het een man is die voorovergebogen in een rolstoel zit. Hij is blind. Zijn begeleidster vertelt hem wat er op het plafond te zien is… ‘We zijn duizend keer blinder dan deze oude man in zijn rolstoel’, besluit Tolstaja. Wij bevinden ons in een duisternis en weigeren te geloven dat er in die duisternis iets bestaat. Voor wie ons influistert wat er te zien is, stoppen wij onze oren dicht.