070906 en 070916 – De film Jindabyne begint met een close-up van een prikkeldraad. De camera focust op de horizontale draad, er komen vier prikknopen in beeld. Het diafragma staat wijd open: de groene achtergrond is onscherp. Dan wordt er ingezoomd: grassen, een rotsformatie, en achter die rotsen begint, als een thriller, het verhaal: een half aan het zicht onttrokken vrachtwagen met draaiende motor...
Zoals een eerste zin in een roman is in een film vaak het allereerste beeld heel belangrijk. Hier is het niet anders. Het draadmotief keert op minstens twee plaatsen terug. Er is de vislijn waarmee een van de vier vrienden het in de rivier aangetroffen lijk aan een tak vastbindt om te verhinderen dat het afdrijft (waarna een wonderbaarlijke forelvangst volgt), en er is de hoogspanningskabel die de jongeman die ook mee is hoort ‘zingen’ terwijl hij tegen een van de pilonen plast: wellicht een verwijzing naar de songlines die, volgens Bruce Chatwin, ooit door de autochtone Australiërs over het land zouden zijn gespannen.
De film is gebaseerd op Raymond Carvers verhaal ‘So Much Water So Close To Home’, dat ook in Short Cuts werd gebruikt. Een groepje vissersvrienden reageert niet gepast op de vondst van een lijk in hun visvijver: ze doen pas na hun langverbeide visdriedaagse aangifte. Maar waar Carver enkel de spanningen in het gezin als gevolg van dit moreel laakbare gedrag (‘Something has come between us’) in kaart brengt, daar mikt Ray Lawrence op veel meer, ja, eigenlijk op niets minder dan op een clash tussen culturen. Door de pertinente vraag te stellen of de vissers ook nalatig zouden zijn geweest indien het dode meisje blank zou zijn geweest en niet, zoals in de film, een aboriginal, plaatst hij de van de natuur vervreemde blanke Australiërs tegenover de door hen racistisch bejegende autochtone bevolking.
In dat licht krijgt de prikkeldraad uit het eerste shot zijn betekenis. En dan zijn er, verspreid over de hele film, tal van andere motieven die deze oppositie moeten voeden. Naast vele andere bijvoorbeeld deze: het vermoorde aboriginalmeisje houdt, niet toevallig, van countrymuziek; het blanke gezin hangt, met een restant van bijgeloof, een uit takken gevlochten kruis boven een binnendeur en bidt daarbij ene Saint Brigit aan; er zijn de ‘geesten’ die nog in het door het stuwmeer verzwolgen eerste dorp Jindabyne rondwaren; een van de vrouwen vindt dat ze in ruil voor het vele belastinggeld wel wat genot mag hebben van die door de staat gefinancierde natuurreservaten… En uiteindelijk draait de film uit op een van mythologie hoogzwanger aboriginal-dodenritueel, waarbij, helaas, het scenario een zeer ‘westerse’ en ‘blanke’ sentimentaliteit de bovenhand laat halen.