vrijdag 10 juni 2005

Mijn woordenboek (87)

ACCESSOIRES
Een accessoire is geen onderdeel. Het is een bijdeel, bijzaak. Het accessoire is niet onmisbaar zoals de batterij in een digitaal horloge of op een fiets het zadel. Het komt erbij, erna, erbovenop. Maar je kunt zonder. Zonder spoiler rijdt die auto even goed. Maar zonder wiek brandt geen kaars. Het aantal voorwerpen in onze omgeving is in een eeuw tijd vertienvoudigd, lees ik in een alleen al om die vaststelling onmisbaar boek. Het kan niet anders of de meeste van die nieuwe negen voorwerpen naast dat ene uit de vorige eeuw zijn accessoires en dus overbodig. Hoe zouden de mensen van voor die voorwerpenvloed immers anders hebben kunnen leven? Accessoires zijn bijkomstigheden. Brol. Het beertje op een rugzakboekentas is een accessoire, de flikkerlichtjes in de hiel van een schoen zijn dat ook. De 84 kanalen op uw tv en de bijbelse zondvloed van calltunes voor uw gsm. Maar ook dingen die op zich geen accessoire zijn, zijn het eigenlijk wel. Ze zijn het accessoire van een leeg bestaan dat zichzelf niet weet te vullen met dingen die er toe doen. Een fototoestel met 8 miljoen pixels of een iPod met 3.000 liedjes. Dat zijn er respectievelijk een paar miljoen en een paar duizend te veel. Is het omdat we in onze sterfelijkheid en eenzaamheid en intiemste lichaamsfuncties absoluut elkaars gelijken zijn (vandaar: intiem, in team), dat we onze identiteit met elk zijn eigen rotzooi proberen af te bakenen? Soms verlang ik naar een witte kamer, een totaal witte kamer, naar een leven zonder accessoires. Om dan bloot te zijn en te beginnen. Zonder hulpmiddelen. Zonder brol.