Mais même au point de vue des plus insignifiantes choses de la vie, nous ne sommes pas un tout matériellement constitué, identique pour tout le monde et dont chacun n’a qu’à aller prendre connaissance comme d’un cahier des charges ou d’un testament; notre personnalité sociale est une création de la pensée des autres. Même l’acte si simple que nous appelons « voir une personne que nous connaissons » est en partie un acte intellectuel. Nous remplissons l’apparence physique de l’être que nous voyons de toutes les notions que nous avons sur lui, et dans l’aspect total que nous nous représentons, ces notions ont certainement la plus grande part.
(I:19)
Maar zelfs vanuit het gezichtspunt van de onbeduidendste dingen des levens zijn wij niet een vooraf samengesteld materieel geheel dat identiek is voor iedereen en waarvan iedereen alleen slechts eventjes kennis moet nemen zoals van een lastenboek of een testament. Onze sociale persoonlijkheid wordt geboren in het denken van de anderen. Zelfs een zo eenvoudige handeling als het ‘iemand zien die wij kennen’ is gedeeltelijk een intellectuele handeling. Wij vullen de fysieke verschijning van het wezen dat we zien met alles wat wij over hem denken, en in het totale beeld dat wij ons van hem vormen, neemt wat wij van hem denken ongetwijfeld het grootste gedeelte in beslag.
Maar zelfs ten aanzien van de onbeduidendste dingen van het leven zijn wij niet een vast stoffelijk geheel dat voor iedereen gelijk is zodat ieder er slechts kennis van hoeft te nemen als van een vrachtbrief of een testament; onze sociale persoonlijkheid is een geestelijke schepping van de anderen. Zelfs de zo eenvoudige gebeurtenis als ‘het zien van een kennis’ is voor een deel een geestelijke activiteit. Wij vullen de fysieke verschijning van de mens die wij zien op met alle ideeën die wij over hem hebben en van het totaalbeeld dat wij ons voorstellen maken deze ideeën zeer zeker het grootste deel uit.
(C.N. Lijsen I:60)