AMADA
Een vriend van me had ooit – en heeft misschien nog – een hele rijke oom. ‘Nonkel Pol’ heette die oom, en al lachend werd vaak gesuggereerd dat nonkel Pol de crisis zou betalen. Dat was eind de jaren zeventig, begin tachtig, toen we met het woord crisis om de oren werden geslagen – het was al crisis wat de klok sloeg en die nonkel Pol, die ik overigens nooit te zien heb gekregen (zijn inderdaad wel riant aan de Zilverrei in Brugge gelegen, rijkelijk aangeklede huis wél), kreeg van de weeromstuit haast mythische proporties. Hoe slecht het ook ging en hoe onzeker onze toekomstverwachtingen ook waren, er zou altijd wel iemand zijn die ervoor zou zorgen dat alles goed kwam. Die boutade – ‘Nonkel Pol zal de crisis betalen’ – hadden we van de slogan die de uiterst-linkse groupuscule Amada (‘Alle Macht Aan De Arbeiders’) in die tijd voerde: ‘Laat de rijken de crisis betalen’. Nonkel Pol was de instantiatie op aarde van ‘de rijke’. Het zegt veel over het onwezenlijk karakter van de Amada-filosofie. Ik weet niet of Amada als politieke beweging nog bestaat (als partij zijn ze inmiddels tot ver onder het procent gezakt). Dat zal wel, want zoals met alle fanatieke bewegingen zal het ook wel hier gelden: ze zullen pas verdwenen zijn als hun laatste woordvoerders – in casu de Amadezen – de pijp aan Maarten zullen hebben gegeven. Als je gelijk heel perifeer ligt, is het des te moeilijker om daarvan terug te keren. Pigment: de opper-Amadees heette, en heet nog altijd, Merckx. Dat gaf hem nog een extra aureool van onverzettelijkheid.