woensdag 15 juni 2005

Mijn eigen namen (26)

ALTAMIRA
Ik weet niet of het nu – onder druk van informatica en persoonlijkheidsvorming en klassikale vragenuurtjes &tq – nog wordt gegeven in de middelbare school, het absoluut onmisbare vak esthetica, maar zoals wij het indertijd kregen hoeft het wat mij betreft niet eens te bestaan. De estheticaleraar was niet in staat om ons een aanzet tot esthetische beleving aan te praten. Hij was allang manifest opgehouden met te denken dat zoiets mogelijk was en stond al een paar jaar op automatische piloot in de richting van zijn vervroegde pensionering te peroreren. Ik herinner me niets, ik herhaal, niets van wat hij ons gedurende één of twee jaar (ik herinner me zelfs niet meer hoelang we les van hem kregen) heeft proberen diets te maken. Het schoolboek dat bij het vak paste, heette Kunst van Altamira tot heden. Onderaan op elke bladzijde stonden in een strip kleine zwart-witillustraties en af en toe was er een kleurenreproductie op glanspapier – die telkens veel beloofde maar even vaak weinig gaf. De estheticaleraar gebruikte het boek nauwelijks, het stond blijkbaar vooral omwille van een of andere economisch geïnspireerde filière tussen katholieke uitgeverij en katholiek onderwijsnet op de verplichte lijst. Op de tweede-, derde- of vierdehandse boekenverkoop aan het eind van de zomervakantie bleek het steevast het duurste van de hele stapel. Het door het stel ongetwijfeld goedmenende onbenullen ‘Adriaens, F. & Baudouin, P. & Cocle, J. & Deblaere, A. & Vandenbunder, A.’ vanaf 1965 op de schooljeugd afgevuurde boek (het had een knalrode buitenafwerking) was in alle mogelijke opzichten overbodig en afstotend en zelfs contraproductief. (Ik vond de informatie over de auteurs en de publicatiedatum op het internet want natuurlijk heb ik het boek, na het eerst enkele jaren ijverig van de ene zolder naar de andere te hebben gestouwd in de naïeve hoop dat het me alsnog het kunstlicht zou doen zien, een tijd geleden met heel veel plezier met het oud papier meegegeven.) Na het afhaspelen van de humaniora kostte het een paar jaar van mijn leven om de barrière die het vak esthetica, de bijpassende leraar en het bijhorende boek tussen mij en de kunst hadden opgeworpen te slechten. Pas toen begon ik te snappen dat bijvoorbeeld een grotschildering niet iets was waar ik in een wijde boog omheen moest om mezelf van verder knalrood onheil te vrijwaren. Neen, het omgekeerde was waar: een grotschildering kon tot mijn geluk en welzijn bijdragen!