ACCENT
Het accent verhoudt zich tot de taal als de tache de beauté tot het gelaat: het vermag de schoonheid ervan in de verf te zetten, te accentueren. En net zoals er bij taches de beauté codes bestaan, waarbij de dames op hun wangen of schouders of ferm ontblote boezems ten behoeve van altijd tot paren bereide mannen met een verplaatsbare punt aangeven of zij…, dan wel…, zo kan ook het accent spontaan zijn, écht – of geaffecteerd en manipulerend. Waarmee het meteen, zoals die verplaatsbare sproeten, veel van zijn charme verliest. Onder het loensende oog van een del of op de tiet van een zwaar bepoederde zeventiende-eeuwse hofdame met geringe uitstraling past de artificiële schoonheidsvlek als een tang op een varken (althans in ons esthetisch vocabulaire, misschien niet in dat van die tijd), en net zo klinken niet alle accenten sympathiek. Het heeft natuurlijk alles met persoonlijkheid te maken en overtuigingskracht. Charisma. Waar het krachtige karakter zich gerust het accent kan permitteren waarmee hij zonder blozen zijn afkomst verraadt, ja waarmee hij zelfs bewust en met succes op charmeverwerving inzet (Arno, Stevaert, Van Himst en Van Binst, Stef Camil en Pascale Platel, en die regisseur – ik vergeet nu even zijn naam – die met dat eeuwige handdoekje over zijn schouder, hij treedt vaak aan in programma’s die druk door vrouwen worden bekeken en zegt om de haverklap ‘schat’, met zwaar Antwerpse tongval welteverstaan), daar gaat de medemens die niets uit te bazuinen heeft met krek dezelfde taalonzuiverheid zwaar de mist in. De ene kan het etaleren, de ander moet het verdoezelen en valt dan maar terug op dat nuffige – hebdegijdadook? – Verkavelingsvlaams. Dat meer accent is dan taal, eigenlijk, meer een vlek dan een herkenbaar gelaat.