zondag 29 november 2015

vierenvijftig 49



© Jan Willemsen


22 november 2015

zondag

In bosrijke gebieden kun je verkeersborden aantreffen waarop, schematisch voorgesteld, een hert afgebeeld staat. Dat roept de verwachting op dat je een hert zult zien. Je kijkt daar reikhalzend naar uit: zoiets overkomt je immers niet elke dag. Je wilt echt wel eens een hert zien. Maar natuurlijk zie je in die bossen nooit een hert. Anders was het die keer dat ik midden in de nacht terugkeerde van ik weet niet meer waar, het was op de snelweg van Arlon naar Marche. Opeens staken daar voor mij uit, met blinkende ogen want ze keken naar mijn koplichten, twee vossen de snelweg over. Ik moest in de remmen. Ik had nergens een vossenverkeersbord gezien om mij voor deze gevaarlijke situatie te waarschuwen. Hieraan moet ik denken, nu wij voortdurend om de oren worden geslagen met berichten over terreurdreiging en veiligheidsniveaus en dergelijke. Het is als met die verkeersborden. Daarmee ontdoet de overheid zich ook van alle verantwoordelijkheid. Botst u tegen een hert aan, dan is het uw fout, wij hebben u gewaarschuwd. Zo worden nu, in Brussel, die denkbeeldige herten terroristen. Het is een dubbeltje op zijn kant. Natuurlijk wil je niet dat er iets ergs gebeurt en natuurlijk wens je dat alles koelt zonder blazen, maar dan staat de overheid wel in haar hemd omdat ze ons voor niets heeft bang gemaakt. Daarom zou je bijna hopen dat er een aanslag gebeurt want dan is die hele onruststokerij niet voor niets geweest. Bizar. Het lijkt wel of de overheid zichzelf in haar eigen complottheorieën verstrikt heeft. Een vreemd spektakel. Het theater van de angst. En er is er natuurlijk een die heel stil blijft, die in zijn ereloge wacht om op het juiste moment te oogsten. Ondertussen heeft de hele toestand een enorme impact op het openbaar leven, maar ook op de intimiteit van de mensen: onrust en ongerustheid heersen. En wie voortdurend wordt aangemaand om niet bang te zijn, wordt het natuurlijk juist wel. ¶