donderdag 3 juli 2014

tour 80



6 mei 2014

dag 8.3

Na ons avontuur met de twee schaarsgeklede schrootrijders bleven we dus achter in Saint-Nazaire, L.. en ik,  en we hebben daar ook gekampeerd. Saint-Nazaire-le-Désert in 1982. Ach. Ik zie het nog voor me – al is mijn mentaal beeld ongetwijfeld aangevuld met recentere indrukken. Je rijdt het brugje over, het pleintje op. Grind op de grond, geen asfalt. Rondom wat lage, stokoude, boerderijachtige huizen. Rechts een kruideniertje, met aan de overkant een café, met daarvoor een bassin en met in dat bassin een treurwilg. De schaduw van die boom hield het water koel, en in dat koele water bewaarde de caféuitbater dan ook zijn flessen met frisdrank en bier. Naast het bassin stond een Peugeot 403 geparkeerd, met nog ronde jaren vijftig-vormen. (Nu zie je zelfs de 404 niet meer.) Dat was Saint-Nazaire toentertijd. Daar heb ik nog het Frankrijk van vlak na de Tweede Wereldoorlog even gezien, in een flits: een in een uithoek van dit immense land achtergebleven reminiscentie. Dit was het Frankrijk zoals het ideaaltypisch geworden is in mijn verbeelding: de nostalgie van het nog rurale, in zichzelf gekeerde, harmonische leven (of het leven waarvan wij nu denken dat het toen harmonisch was), maar al met uitzicht op vooruitgang en toekomst. Het bassin en de auto. Geen asfalt, geen energievretende koelkast. En een nog levend café.


Zo was het. Onnodig te zeggen dat daar nu niets meer van overblijft, in Saint-Nazaire-le-Désert. Het café is allang dicht (natuurlijk), de boom is geveld. De meeste huizen zijn tweedeverblijven. Het bassin is er nog wel, maar de Peugeot 304 staat wellicht ergens in een schuur, die zelf ook al aan het vergaan is, weg te roesten. De pizzeria, die een optimist later uitprobeerde naast de kruidenier, is ook al weer ter ziele gegaan. Het winkeltje bestaat nog – maar hoelang nog?