6 mei 2014
dag 8.3
Na ons avontuur met de twee
schaarsgeklede schrootrijders bleven we dus achter in Saint-Nazaire, L.. en ik,
en we hebben daar ook gekampeerd.
Saint-Nazaire-le-Désert in 1982. Ach. Ik zie het nog voor me – al is mijn
mentaal beeld ongetwijfeld aangevuld met recentere indrukken. Je rijdt het
brugje over, het pleintje op. Grind op de grond, geen asfalt. Rondom wat lage, stokoude,
boerderijachtige huizen. Rechts een kruideniertje, met aan de overkant een
café, met daarvoor een bassin en met in
dat bassin een treurwilg. De schaduw van die boom hield het water koel, en in
dat koele water bewaarde de caféuitbater dan ook zijn flessen met frisdrank en
bier. Naast het bassin stond een Peugeot 403 geparkeerd, met nog ronde jaren
vijftig-vormen. (Nu zie je zelfs de 404 niet meer.) Dat was Saint-Nazaire
toentertijd. Daar heb ik nog het Frankrijk van vlak na de Tweede Wereldoorlog even
gezien, in een flits: een in een uithoek van dit immense land achtergebleven
reminiscentie. Dit was het Frankrijk zoals het ideaaltypisch geworden is in
mijn verbeelding: de nostalgie van het nog rurale, in zichzelf gekeerde,
harmonische leven (of het leven waarvan wij nu denken dat het toen harmonisch
was), maar al met uitzicht op vooruitgang en toekomst. Het bassin en de auto.
Geen asfalt, geen energievretende koelkast. En een nog levend café.