zondag 27 juli 2014

tour 85 bis / brief aan Didier Van De Steene


Brugge-Brussel, 10 juli 2014

Beste Didier,

Ik weet niet of ‘sec’ een toepasselijk adjectief is voor wat ik doe. Ik ben in elk geval niet zeker of het om een door mij beoogd effect gaat. Maar ik begrijp min of meer wat je bedoelt. Ik word in dat begrip geholpen door jouw werk en mijn appreciatie ervoor, en door wat het grote verschil mij leert dat er bestaat tussen jouw manier van tegen de werkelijkheid aankijken en de mijne.

Toch, ter verificatie, deze vraag: bedoel je met ‘sec’ dat ik ‘sober’ schrijf? Dat zou mij verbazen want enige zin voor barok taalgebruik, complexe grammatica en redundantie is mij zeker niet vreemd en kan mij wellicht zelfs aangewreven worden. Eerder zou ik dat ‘sec’ interpreteren in de zin dat ik louter beschrijf wat ik zie en ervaar, en dat ik daarbij zoveel mogelijk vermijd om te stipuleren wat mijn lezer daar dan bij zou moeten denken of voelen. Ik meen te mogen veronderstellen dat het – onder meer – dat is wat je bedoelt, anders zou je niet schrijven dat ik ‘het inlevingsvermogen van de lezer op scherp zet’.

(Tussen haakjes: nu valt me ineens de – wellicht etymologische – verwantschap op tussen de woorden ‘louter’ en ‘louterend’. En kijk eens mee naar het betekenissenveld dat zich hier opent: geringe hoeveelheid, uitzuivering, soberheid en versobering, aanvankelijk pijnlijke of moeizame maar uiteindelijk positieve ervaring, wijsheid…)

Sec? Oké. Maar toch moet ik moduleren, modificeren, nuanceren, amenderen. Mijn beschrijvingen mogen dan wel ‘sec’ zijn in de zin dat ik voldoende marge openlaat voor de lezer om naar eigen goeddunken in te vullen, toch stuur ik wel degelijk het aanvoelen van wie mijn teksten te lezen krijgt. Dat doe ik dan vooral – en meer dan met de taal – door middel van de selectie die ik maak: ik bepaal wat ik niet en wat ik wel in mijn beschrijving opneem. (Overbodig is het te expliciteren dat het vanzelf spreekt dat ik niet álles kan beschrijven – dat zou tot een eindeloos één-op-éénproces leiden, dat op den duur niemand nog zou volgen.)

Dat sturen door te kiezen blijft uiteraard onzichtbaar: de lezer weet niet welke keuzes ik maak. Daarin schuilt de deugddoende vrijheid die de schrijver zich kan aanmeten, en die de onvrijheid van het voor het beschrijven zelf vereiste schrijfmetier compenseert.

Niet dat het beschrijven zelf enkel door onvrijheid wordt gekenmerkt. Ik zei het al: je kunt barok zijn of veeleer minimalistisch, en alles daartussenin. Je kunt stijlen imiteren of pasticheren. Je kunt de taal nauwgezet conserveren maar ook al dan niet vrijpostig mismeesteren, bewerken, vernieuwen. Dat alles is mogelijk. Maar in het beschrijven (ná het maken van de vrije keuzes die moeten leiden tot een behapstukbare lectuur) is de schrijver toch ook een ambachtsman die met een soort van onbedachtzame virtuositeit de voordelen plukt van die vreemde vaardigheid die wij ‘goed kunnen schrijven’ noemen, maar die zich daarin toch ook niet álles kan permitteren. Op dat ambachtsniveau is het schrijven in hoge mate een écriture automatique. Op zich is dat wel bevredigend, maar het is zeker niet totaal vervullend. Een groot stilist zijn zonder iets te vertellen te hebben, dat kan een zwaar kruis zijn om dragen.

De ware vrijheid van de schrijver ligt in de onderwerpkeuzes die hij maakt, in de ars combinatoria die hij met zijn keuzes beoefent. Ook daar heersen automatisme, toeval en een overgeleverd zijn aan wat zich aandient. Maar de virtuositeit is hier toch wel van een andere orde. Hier kan de schrijver ook zichzelf verrassen. Hij weet vooraf vaak niet waar hij op het eind zal blijken te zijn uitgekomen. Daardoor blijft dit proces, waarbij zijn vrijheid zich in de te maken inhoudelijke keuzes uitleeft, boeiend en kan het in principe tot in het oneindige worden voortgezet.

Sec schrijven, volgend op sec kiezen en combineren, dat zijn verschillende zaken. En dan heb ik het nog niet gehad over sec kijken en sec leven.

In verband met de hier aangehaalde, zeer ruime en in deze brief nauwelijks grondig behandelde problematiek, kan ik je mededelen dat jouw opmerking mij heeft doen nadenken over de vraag of ik in een van de ‘secce’ beschrijvingen die jouw inlevingsvermogen op scherp zette niet toch ook voor een aanvankelijk niet uitverkoren detail had moeten ‘kiezen’ en het in mijn beschrijving opnemen. Namelijk dit: dat de dominante kleur van het interieur van de bar genaamd ‘L’As de Coeur’ oranje was. Dat zou, zeker in het licht van de uitschakeling van ‘Het Nederlands Elftal’ eergisterenavond (na penanties), allerlei connotaties hebben opgeroepen, die nog zouden worden versterkt door het samengaan met de elders in de beschrijving van de bar voorkomende adjectieven ‘hautain’ (met betrekking tot de patron) en ‘afstandelijk’ (met betrekking tot de heerschappen in de gelagzaal). Dat oranje zou mijn relaas nog veel unheimlicher hebben gemaakt – wat de heer Dirk Van Mieghem nog meer zou hebben doen gruwen. En nu ik er zo over denk: misschien had ik ook het geïmproviseerde rekje moeten beschrijven dat achter de toog van L’As de Coeur tegen de muur was opgezet: het bestond geheel uit op winkelhaken, die zelf op ongelijke hoogten in de muur waren geschroefd, bevestigde plankjes waarop de glazen en flessen waren neergezet. Winkelhaken en plankjes waren in hetzelfde oranje geschilderd, waardoor je de indruk kon krijgen – ik zeg wel: kón krijgen – dat de glazen en flessen in dat totaal-oranje zwééfden. (Totaalvoetbal, die formidabele duikvlucht van Van Persie, enzovoort.) Ja, misschien had ik dat detail ook moeten uitverkiezen en in mijn beschrijving van café L’As de Coeur moeten opnemen. Dat had bovendien nog het bijkomende voordeel gehad dat er, in de combineerkunst die ik beoefen, een link was ontstaan met een eerder al op mijn blog geplaatste tourfoto, voorstellende een bushokje met daarin drie op ongelijke hoogte in de achterwand bevestigde zijbankjes. Ik noemde die foto hier op Facebook ‘modulaties’ – misschien herinner je je dat nog wel.

Dat allemaal om te zeggen dat ik je waarderende commentaar apprecieer. Niet het minst omdat zij komt van iemand wiens werk ik zelf ook ten zeerste naar waarde schat! En wij weten allemaal dat esthetische oordelen nooit onzelfzuchtig zijn.

Beste groet,

Pascal

PS. Heb je er bezwaar tegen dat ik deze brief integraal op mijn blog plaats?