12 maart 2014
Als we elke doordachte beslissing beginnen aan te vechten,
is het einde zoek.
Neem nu bijvoorbeeld de doorgedreven bomenkap in Brugge, de
jongste tijd. Ik ben ook wat je noemt een ‘groene jongen’ en vind derhalve dat
elke gezonde boom die tegen de grond gaat er een te veel is. Maar als de Brugse
Groendienst besluit om langs de Kazernevest een aantal kloeke kruinen om te
leggen, dan zal hij daar wel een goede reden voor hebben, ben ik geneigd te
denken. Anderen denken daar anders over en geven lucht aan hun ongerustheid,
onvrede, kwaadheid – ik weet ook niet op grond van welke argumenten. Het is
maar een van de vele voorbeelden van het aanvechten van expertise.
Het probleem is: wij verdragen geen expertise meer. Of
autoriteit – en dat is in bepaalde opzichten bijna hetzelfde. We zien achter
alle beslissingen complotten en belangenvermenging. Het wantrouwen lijkt
geïnstitutionaliseerd. De protesten zijn dan ook niet uit de lucht telkens er
in de openbare ruimte een zichtbare ingreep is; de actiecomités schieten als
paddestoelen uit de grond en het is nog maar de vraag of dát dan weer gezond is
voor het ecologisch evenwicht. Grapje. Neen, ik vind: als experts iets
beslissen, is het oké, ook als het niet leuk is. Zonder vertrouwen kunnen
experts niet werken.
Over minder zichtbare ingrepen, die vaak veel ingrijpender
zijn dan het omhalen van een boom, wordt niet gerept. Daartoe zijn de mensen
vaak niet voldoende geïnformeerd. Dat kun je hun niet kwalijk nemen, maar dan
moeten ze ook met betrekking tot die andere zaken hun plaats kennen. Vind ik.
Er is het een en ander aan de hand in het publieke debat.
Democratisering, inspraak, mondigheid: dat is allemaal goed en wel, maar we
moeten wel een aantal basisregels blijven respecteren. Niet iedereen kan over alles
zijn zeg doen. De kennis is niet gelijk verdeeld, en dat hoeft ook niet. Het is
ten andere niet mogelijk, daar zijn veel zaken te complex voor.
Maar er is nog iets anders, en dat ligt veeleer aan de kant
van de bestuurders. We leven in een tijd waarin vaak – zoals dat dan heet –
onpopulaire maatregelen moeten worden getroffen. Alsof populair zijn
belangrijker is dan efficiënt zijn. Politici weten dat. Zij weten dat het bij
het voeren van een beleid vaak belangrijker is om rekening te houden met hoe het
beleid aankomt, dan met of en hoe het effectief wordt gevoerd. Meer dan ooit
proberen zij op alle mogelijke manieren de boodschap te verzachten. Als daar
verhullend of vergoelijkend taalgebruik voor nodig is, dan moet dat maar.
Je mag nooit alleen maar negatief overkomen. Je moet altijd
constructief zijn, ruimte laten voor hoop. Je moet te allen tijde vriendelijk
zijn en positief – ook al is daar niet veel of helemaal geen reden toe. Dat zei
W., gisteren op de trein op weg naar huis. W. zetelt in het federale parlement.
De mensen laten zich niets meer gezeggen. Wij moeten niet
verwonderd zijn als de kinderen precies dezelfde houding aannemen.