maandag 22 september 2025

boekverhaal 70

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


mei 1992

OP HET EERSTE GEZICHT

In het voorjaar van 1992 kreeg ik een boek in handen van een auteur van wie ik nog nooit had gehoord. De titel sprak me aan. En zeker ook de coverillustratie: een reproductie van een pointillistisch schilderij van Paul Signac waarop de toppen van twee cipressen tegen de leesrichting in wuiven – het moet een stevige wind geweest zijn die daar woei.

Ik begon te lezen en werd van mijn sokken geblazen. Nooit eerder had de kennismaking met een nieuwe stem zo’n effect op mij gehad, en dat zou nadien ook nooit meer gebeuren. Dit – deze schriftuur, deze toon, deze stijl, dit soort aanwezigheid – was voor mij volslagen nieuw. En niet enkel dat: ik trof een schoonheid aan waarvan ik wist dat dit het was waar het in literatuur uiteindelijk hoort om te gaan. Althans naar mijn inzicht.

Het was liefde op het eerste gezicht. Ik bevorderde prompt W.G. Sebald tot mijn favoriete schrijver. Hij zou dat altijd blijven – ik blijf zijn boeken jaar na jaar herlezen. Het nieuws van zijn dodelijk ongeluk eind 2001, op nauwelijks 57-jarige leeftijd, deed echt pijn. Het vergde een periode van rouw om te kunnen aanvaarden dat dit kleine oeuvre – Sebald was pas laat in zijn leven tot het publiceren van bellettrie gekomen – niet meer zou worden aangevuld. Met Schwindel. Gefühle, zoals Melancholische dwaalwegen in de oorspronkelijke Nederlandse vertaling van Jos Valkengoed heette (Ria van Hengel maakte daar in 2008 Duizelingen van), was W.G. Sebald in 1990 gedebuteerd als literair auteur. Hij was toen al 46. Er zouden, naast essays en poëzie, slechts drie belangrijke literaire werken volgen. In de Nederlandse vertaling heten ze: De emigrés, De ringen van Saturnus en Austerlitz. Alle vier die boeken behoren tot het beste wat ik ooit las. Met Austerlitz, het enkele maanden voor zijn dood verschenen meesterwerk, oogstte Sebald wereldwijd erkenning. Zijn naam gonsde zelfs al in Stockholm, toch uitzonderlijk voor een schrijver met een zo klein oeuvre.




Ik blikte, naar aanleiding van een zoveelste herlezing in 2017, terug op mijn eerste lectuur van Melancholische dwaalwegen en kennismaking met Sebald: ‘Ik begon argeloos en onbevooroordeeld het boek te lezen en belandde voor ik er erg in had in een totaal ánder universum dan datgene wat mij tot dan toe vertrouwd had geleken – een ervaring die mijn leven ingrijpend zou veranderen, als betrof het een hevige aardbeving, waarvan, als ik dan toch even dat beeld zou handhaven, de naschokken tot vandaag voelbaar blijven: telkenmale ik dat boek lees, lees ik het ánders, en daar blijft het niet bij want ook in de tussenliggende periodes, van ongelijke lengte maar desalniettemin een cadans vormend, zijn de muziek en het denken en de manier van kijken van Sebald op allerlei manieren voortdurend in mijn doen en laten en zeker in mijn lezen en schrijven aanwezig.’ (https://pascaldigital.blogspot.com/2017/10/de-herfst-van-2017-4.html)

In Melancholische dwaalwegen (Duizelingen dus) is een filoloog aan het woord, een reiziger, een kenner van de levens van illustere voorgangers als Stendhal, Casanova en Kafka, een hypochonder die worstelt met zijn zelf gekozen verbanning en de daaruit voortkomende identiteitscrisis. Deze crisis, een schijnbaar incurabele neerslachtigheid, wordt nergens expliciet benoemd of omschreven, maar blijkt duidelijk uit de associaties en parallellen die de schrijver maakt en ontwaart in de levens van zijn literaire helden. De ik-figuur, die Sebald-zelf is, neemt ons mee op zijn reizen (zijn dwaaltochten) en toont ons ook, door middel van bevreemdende en vaak zeer onprofessioneel aandoende foto’s, wat hem treft. Dat proce– teksten gelardeerd met, ter staving van de échtheid van de beleefde en doorstane ervaringen, zelfgemaakte illustraties – zal allicht niet nieuw zijn geweest, maar het werd na Sebald door zeer velen overgenomen.

Mijn recensie van Melancholische dwaalwegen, verschenen in het septembernummer (1992) van het maandblad Kunst & Cultuur (https://pascaldigital.blogspot.com/2004/12/ontroeringen-van-een-dwalende-ziel.html), moet in het Nederlands taalgebied een van de allereerste teksten zijn geweest over de dan nog volslagen onbekende Duitse schrijver. Niet dat ik het een grote verdienste vind, maar ik ben er toch trots op dat ik deze auteur, nu algemeen erkend als een van de belangrijkste van de twintigste eeuw, volledig op eigen kracht heb ontdekt, zonder enige invloed van buitenaf. En dat ik meteen zijn belang herkende. Ik schreef in die recensie: ‘De kwaliteit en het belang van dit boek zijn ongemeen groot. Sebalds vertelling is schrijnend, lucide, komisch en aangrijpend.’ En: ‘[H]ij schrijft op een associatieve manier over dingen en gebeurtenissen en daarin spiegelt hij zichzelf. Zodoende verwijst hij slechts onrechtstreeks naar een persoonlijke, niet nader omschreven crisis. Deze werkwijze doet bij de lezer een verregaande en respectvolle betrokkenheid ontstaan.’


W.G. Sebald, Melancholische dwaalwegen (vertaling (1992) van Schwindel. Gefühle (1990) door Jos Valkengoed)
W.G. Sebald, Duizelingen (vertaling (2008) van Schwindel. Gefühle (1990) door Ria van Hengel)