vrijdag 5 september 2025

Philip Huff, Wat je van bloed weet

notitie 486

VOORBESCHIKT/GEDOEMD

Gebroken gezinnen genereren gebroken mensen. Dat is, té kernachtig samengevat, het centrale thema van de roman Wat je van bloed weet van Philip Huff. Té kernachtig omdat niet alle kinderen van dergelijke gezinnen op dezelfde manier reageren, op dezelfde manier het trauma verwerken – want dát is de implosie van het warme nest, de geboortegrond, de voedende basis van een leven altijd: traumatisch. En het is ook té kernachtig omdat niet elke implosie op dezelfde manier een ramp is, natuurlijk. Sommige mislukkingen draaien uiteindelijk toch nog uit op een réussite.

Ik las tweeënhalf jaar geleden een eerste keer iets van de mij voorheen onbekende Nederlandse schrijver Philip Huff: de roman Boek van de doden (2014). Daar bleef niet veel van bij. Wat je van bloed weet zal ongetwijfeld langer aan me kleven. Al was het maar omdat de problematiek mij vertrouwd is. Ja, op enkele weinig essentiële verschillen na, komt de situatie die Huff beschrijft, en die vermoedelijk nogal autobiografisch is (ondanks zijn ingreep om de eerste persoon te vervangen door de tweede: het verhaal wordt verteld vanuit een ‘je’ en niet vanuit een ‘ik’), me heel bekend voor.

Het mannelijke hoofdpersonage heeft een enkele jaren oudere zus en een jonger broertje. Tussen de ouders, door de ‘je’ met hun voornamen benoemd en niet, zoals de zus doet, met ‘mama’ en ‘papa’ of iets dergelijks, heerst een gewelddadige omgang. Gevit, geruzie, regelrechte vechtpartijen, scherven, bloed. Van de liefdeloosheid die in het gezin heerst worden de kinderen de belangrijkste slachtoffers.

De oudere zus is het meest vergevingsgezind en slaagt erin een min of meer normaal gezinsleven op te bouwen, mét carrière en kinderen. Broertje, die niet alleen psychisch maar op nogal drastische wijze ook fysiek het slachtoffer wordt van het huiselijke geweld, gaat kopje onder en moet na een periode van drugs en lediggang werken aan een langzame wederopbouw. Tussen beiden in probeert de ‘je’ zijn positie ten aanzien van zowel zijn ouders als zijn broer en zus om te vormen tot leefbaarheid. ‘Je leven was al gebroken voordat je dat doorhad en viel daarna nog verder in stukken uit elkaar.’ (192)

Opvallend is de solidariteit tussen de kinderen. (Die is in gebroken gezinnen niet gegarandeerd.) Opvallend is ook het besluit om resoluut afstand te nemen van de mislukking van de ouders: op een gegeven moment moet je voor jezelf kiezen. Dat klinkt gemakkelijker dan het is: bloedverwantschap is een niet te negeren vaststaand feit met een bijzonder krachtige, niet rationeel te verklaren werking, en schuld en schaamte zijn al evenmin te miskennen impulsen. Bovendien, zo benadrukt Huff, hebben de in de kindertijd opgelopen kwetsuren niet alleen een psychische maar ook een fysieke impact: hij laat zijn hoofdpersonage lijden aan hartstoornissen die, volgens hem, minstens ten dele niet het gevolg zijn van een fysiologische afwijking. Ook hier komt het motief ‘bloed’ aan bod, het hart is immers de, in dit geval sputterende, motor achter de omloop van die levensnoodzakelijke vloeistof.

In een samenleving waarin 40 procent van de huwelijken strandt, en waarin dus bijzonder veel kinderen door hun ouders worden teleurgesteld en vaak in een minder veilige en in elk geval minder evidente omgeving moeten opgroeien, zullen velen zich door het boek van Huff aangesproken weten. Kinderen zijn het product van wat ze hebben moeten meemaken, en het komt eropaan om niet in dezelfde fouten te vervallen en dezelfde foute keuzes te maken, om vervolgens zelf hetzelfde lijden te veroorzaken. Dat is mogelijk want: ‘Ouderdom is geen garantie voor wijsheid evenmin als biologische verwantschap dat is voor onvoorwaardelijke liefde.’ (152) Je kunt je losmaken van je ouders – en soms is dat ook noodzakelijk. Een zijdelings inzicht is ook – niet onbelangrijk om tot een beter begrip van dit soort situaties te komen – dat de ouders zelf ook maar het product zijn van hun opgelopen kwetsuren.

In het begin van deze roman was ik niet altijd mee. In bepaalde passages leek Huff me iets te expliciet, op het melige af – ik kreeg het gevoel een boek voor jongvolwassenen te lezen. Voor dat doelpubliek is Wat je van bloed weet ongetwijfeld geschikt, maar deze roman verdient zeker een breder bereik. Ik heb, volledig los van mijn persoonlijke ervaringen, die zorgen voor herkenning en betrokkenheid, en dus met een louter literaire blik, bewondering voor de fijnzinnige en fijnmazige psychologie, voor de heldere taal, voor de meeslepende verteltrant en voor de vernuftige compositie.


Philip Huff, Wat je van bloed weet, 2022