zaterdag 6 september 2025

LVO 271

fragment uit Het maaiveld

Vanaf mijn dertiende trok ik vaak naar Danny Devriese. Hoewel we zes jaar lang samen in dezelfde lagereschoolklas hadden gezeten, waren we nooit met elkaar bevriend geraakt. Danny trok na de zomer van 1973 naar Ter Groene Poorte om er zich de beenhouwersstiel eigen te maken, terwijl ik de Latijnse humaniora aanvatte, uiteraard zonder daar zelf voor gekozen te hebben: de eerste van de klas werd nu eenmaal verondersteld Latijn te studeren. Danny en ik waren dus op het punt gekomen waar alles erop wees dat we elkaar spoedig uit het oog zouden verliezen, maar uitgerekend daar vonden we elkaar wél. Was het omdat we geen afscheid wilden nemen van onze kindertijd?

Danny was enig kind in een landbouwersgezin. Hij woonde op een langs de Astridlaan gelegen boerderij, tussen de kerk van Ver-Assebroek en het Ryckeveldebos, op ongeveer een kilometer van mijn ouderlijk huis. Ik bracht er hele woensdagnamiddagen en zaterdagen en op den duur ook zondagen en weekdagavonden door. Er was heel veel tijd voor onbekommerd spel, maar af en toe moest Danny de handen uit de mouwen steken en dan hielp ik mee. Ik deed dat graag: de koeien voederen, de stal uitvegen, strobalen of bieten op de kar laden. Meerijden op de tractor, een rode Zetor, was het leukste. Als er niet gewerkt moest worden, wat meestal het geval was, bouwden we kampen met tunnels en schuilkamers op de hooizolder (de dilte) of gingen we in de aanpalende akkers en weiden ‘op zoek naar de bronnen van de Nijl’. We maakten in onze verbeelding een machtige stroom van de grachten en greppels waarin slechts een bodempje met gier vermengd water stond te stinken. We volgden deze imaginaire rivier stroomopwaarts tot waar er in velden noch wegen nog water te bespeuren viel. Dan hadden we dus de bronnen van de Nijl bereikt, waarna we wel weer iets anders vonden om ons bezig te houden.